Marokko in 2019-1999-1979-1959, deel III

In achtergronden door Saïd Bouddouft op 30-01-2020 | 09:38

In 2019 was het 50 jaar geleden dat Marokko en Nederland het Verdrag voor het werven van arbeiders hebben getekend. Deze officiële 50-jarige Marokkaanse arbeidsmigratie werd op grote schaal gevierd.

In Marokko viel er vorig jaar nog veel meer te vieren, zoals het feit dat het staatshoofd Mohamed 6 precies 20 jaar op de troon zit. Met de komst van de koning Mohamed 6, is Marokko ‘Het Nieuwe Tijdperk’ ingegaan. Een tijdperk dat eigenlijk al in 1990 begon.
Dit is het derde artikel waarin Said Bouddouft een schets geeft van de ontwikkelingen in Marokko tussen 1959 en 1984.

Bloedbad voor de vrijheid

Al voor 1990 waren er in Marokko verschillende volksopstanden met grof geweld neergeslagen, vanaf de troonsbestijging van Hassan II in 1961. Deze jaren, van de jaren zestig tot en met tachtig, worden de Jaren van lood genoemd.

De minister van Binnenlandse Zaken, Driss Al Basri, was naast de koning verantwoordelijk voor de inzet van dat geweld. In 1990 was het weer raak. In dat jaar barstte in Fes een opstand uit, onder aanvoering van de universitaire studenten uit die stad. Net als voorgaande keren waren ook nu bezuinigingen op overheidsuitgaven en de privatisering van overheidsdiensten de aanleiding tot de revolte. De staatsbedrijven, spoorwegen, PTT, scheepvaart enz., zouden in handen vallen van het privékapitaal, en dat kon verslechtering van de arbeidsvoorwaarden betekenen.

Daarom riepen de vakbonden een algemene staking uit. Eerst in april, daarna nogmaals in december. De vakbonden riepen mensen op om thuis te blijven. Maar de studenten van Fes waren niet van plan om thuis te blijven en gingen op 14 december 1990 de straat op. Zij kregen versterking uit alle hoeken van de samenleving. Een vergelijkbare situatie deed zich voor in Tanger.  De veiligheidstroepen grepen in en schoten met scherp op de demonstranten. Het leger zette tanks en helikopters in om de demonstraties te beëindigen. Deze taferelen herinnerden de Marokkaanse bevolking aan het neerslaan van scholieren- en studentendemonstraties in 1965 in Casablanca, waarbij ook honderden doden vielen door militair geweld. Ook deze keer leidde het overheidsgeweld tot een bloedbad onder de bevolking, zowel in Fes als in Tanger. De Spaanse media spraken over “het bloedbad voor de vrijheid”. De bevolking ging niet alleen het gevecht aan met de politie, de militaire hulptroepen en het leger, maar ook de bezittingen van de rijken moesten het ontgelden. Woedende burgers staken auto’s, winkels en huizen in brand en trokken plunderend door de straten.

Het bloedbad van Fes en Tanger bracht de bevolking in andere steden op de been en vormde de aanleiding voor een nationale volksopstand. 

Bovendien kwam er veel kritiek uit het buitenland op het buitengewoon harde optreden van de Marokkaanse regering, ook van bevriende staten. Om deze kritiek te sussen stelde de regering een parlementaire onderzoekscommissie in die het optreden van de veiligheidstroepen moest onderzoeken. 

Deze commissie had het hele jaar 1991 nodig om tot de conclusie te komen dat het leger geen kogels had gebruikt en dat het merendeel van de doden en gewonden geen burgers waren, maar leden van de veiligheidstroepen. Zo zouden in Tanger 124 gewonden zijn gevallen waarvan 103 personeel waren van veiligheidstroepen of hulpdiensten. Er waren meer van dit soort kromme conclusies, waarbij de demonstranten de schuld kregen en de overheid en de veiligheidstroepen vrij werden gepleit. 

Pas in het nieuwe millennium werden massagraven in Fes ontdekt, waarin stoffelijke resten van slachtoffers van de opstand in 1990 werden aangetroffen. De in 2005 ingestelde Commissie voor Gelijkwaardigheid en Verzoening (Equité et Réconciliation) had kennis gekregen van deze massagraven, en in 2008 werden nog andere verborgen begraafplaatsen ontdekt tijdens het vervangen van de waterleiding van het park Jnan Sbil. Overigens vond het gewelddadige neerslaan van de opstand van december 1990 plaats nog geen 8 maanden nadat Hassan II de zogenaamde adviesraad voor de rechten van de mens (CCDH, Conseil Consultatif des Droits Humains) had ingesteld.

De opstand van 1990 lijkt achteraf een keerpunt te zijn in de politieke geschiedenis van Marokko. Want na deze opstand veranderde er veel. Met een beetje optimisme kun je inderdaad van een Bloedbad voor de Vrijheid spreken.

Op weg naar een nieuw tijdperk

Als hij aangesproken werd over de verdwijning van zijn politieke tegenstanders en over martelcentra, sprak koning Hassan II graag in metaforen. Hij had het over ‘de geheime tuin’ die elk staatshoofd zou hebben, waarin hij kon doen en laten naar eigen goeddunken. 

In 1990 verscheen het boek ‘Een bevriend staatshoofd’ van de Franse journalist Perrault die een onthullend kijkje gaf in de geheime tuin van Majesteit Hassan II. Perrault beschreef uitgebreid de politieke onderdrukking in Marokko en de geheime kerkers van het regime. Het boek vestigde internationale aandacht op het regime. Daardoor kreeg de volksopstand veel media-aandacht en dat leverde het Marokkaanse regime forse internationale kritiek op. Een bezoek van Hassan II aan de Amerikaanse president Bush sr, dat gepland was voor september 1991, stond ineens onder groot druk. President Bush eiste de ontmanteling van Tazmamart als voorwaarde voor de ontvangst van Hassan II in het Witte Huis. Hassan II beloofde dit te zullen doen en mocht zodoende naar Washington om de Amerikaanse president te ontmoeten. Daar werd hem te verstaan gegeven dat, in ruil voor financiële steun aan Marokko, de koning en de regering ernst moesten maken met democratiseringen. 

Begin jaren 90 stemde een meerderheid in het Europese parlement tegen een hulpprogramma voor Marokko van € 600 miljoen. Binnenlands waren er ook ontwikkelingen die de politieke druk op de koning verhoogden. Zo vormden vijf politieke partijen het zogenaamde Democratische Blok. Dit Democratische Blok eiste politieke hervormingen en wijziging van de grondwet. De mensen van het Democratische Blok waren van mening dat de benoeming en de controle van de ministers in handen van het parlement moesten komen en dat het staatshoofd vooral een nationale symboolfunctie moest hebben.

Door die binnenlandse en buitenlandse druk, zag de koning zich genoodzaakt veel zaken te wijzigen. De meeste politieke gevangen werden vrijgelaten, de ballingen die veiligheid gezocht hadden in het buitenland, vooral in Frankrijk, mochten hun land weer bezoeken en terugkeren. Ook werden de meeste geheime gevangenissen, waarvan Tazmamart in het Zuidoosten van Marokko de bekendste en de ergste was, ontmanteld. Verder werd de grondwet gewijzigd – al waren die wijzigingen minimaal en vooral cosmetisch. Niet veel later waren er parlementsverkiezingen, die voor het eerst in de Marokkaanse geschiedenis in een redelijk mate van eerlijkheid verliepen.

1999: het einde van Hassan II en Driss Al Basri; was het ook het einde van de Jaren van lood?

In 1999 overleed Hassan II. Hij werd onmiddellijk opgevolgd door zijn oudste zoon, Mohamed VI. De nieuwe koning leek in alles het tegenovergestelde van zijn vader te zijn. Zo begon hij zijn kennismaking met zijn onderdanen in de Rif, in Al Hoceima, in de provincie waarvan zijn vader vond dat het beter was voor de bevolking om hem als koning niet te kennen. De nieuwe koning stelde in het jaar van zijn kroning de Onafhankelijke arbitragecommissie in om de schadevergoeding aan pas vrijgelaten politieke gevangenen toe te kennen en uit te keren. En er gebeurde meer! Veel meer! En niet alleen op het politieke vlak. 

Aan het begin van het nieuwe millennium leken schitterende economische tijden voor Marokko aan te breken. De nieuwe koning zou daarvoor zorgen, een beetje geholpen door Allah natuurlijk! In de zomer van 2000 had Marokko heel wat te vieren. Het eerste troonfeest en de verjaardag van de nieuwe koning (de Dag van de Jeugd) en de 47ste verjaardag van de Revolutie van de Koning en het Volk, die op 20 augustus valt. De koning hield op 20 augustus 2000 een toespraak in verband met deze feestdagen. Tijdens deze toespraak zei hij dat het hem verheugde om, op de dag waarop de twee roemrijke verjaardagen (Dag van de Jeugd en van de Revolutie) worden gevierd, het geliefde volk mee te delen dat in Talsint grote voorraden gas en olie waren gevonden. Deze voorraden, die van goede kwaliteit zouden zijn, waren volgens de koning een godsgeschenk aan Marokko.

De overgrote meerderheid van de Marokkaanse bevolking had waarschijnlijk nooit eerder over Talsint gehoord, laat staan dat men wist waar het ligt. Maar iedereen begreep wel wat het zou betekenen als Marokko zou beschikken over grote voorraden gas en olie: ongekende rijkdom en welvaart. Al snel waren de speculaties over de omvang van deze voorraden. Wat de hoeveelheden ook waren, Marokko zou van een energie-importerend in een energie-exporterende land veranderen. De financiële en economische mogelijkheden van Marokko zouden tot aan de hemel reiken. Iedereen droomde hardop, de stemming in het land was euforisch. 

Het perspectief van de bevolking was plotsklaps radicaal veranderd. Decennialang was het doel van de meerderheid van de bevolking geweest om de oversteek naar Europa te maken. Dat was zeker het geval in de periode direct na het neerslaan van de genoemde volksopstanden. Als je als migrant uit Nederland of Frankrijk op vakantie of voor familiebezoek naar Marokko ging en je daar mensen sprak, dan waren visa en de verblijfsmogelijkheden in Europa de belangrijkste gespreksonderwerpen. Aan het begin van het nieuwe millennium was dit totaal veranderd. Mensen vonden het zielig voor migranten dat zij hun land moesten verlaten voor een beter leven, dat toen ineens ook in Marokko zelf binnen handbereik lag. Iedereen had het over het nieuwe tijdperk. 

Nieuw tijdperk! Maar voor wie?

Na 1999 is inderdaad veel veranderd in Marokko.

  • Het familierecht is gewijzigd in het voordeel van vrouwen;
  • Tamazikht (berbers) is in de grondwet verankerd en er is een speciale Raad voor onderzoek en ontwikkeling van Tamazikht ingesteld;
  • In Marokko heerste iets meer vrijheid van meningsuiting dan in de jaren tachtig en daarvoor;
  • De pijnlijke mensenrechtendossiers zoals de honderden gevallen van verdwijning, de politieke moorden en het gewelddadig neerslaan van demonstraties heeft het staatshoofd zelf laten onderzoeken;
  • In kiosken vond je kranten en weekbladen van diverse politieke oriëntaties;
  • Er is veel werk verricht aan de verbetering van het wegennet, wat tot meer buitenlandse investeringen heeft geleid;
  • BNP heeft grote sprongen vooruit gemaakt;
  • Macro-economisch ging het Marokko niet slecht.

Maar wie met een enigszins kritische blik naar Marokko keek, zag al gauw veel barstjes in dit nieuwe Marokkaanse tijdperk. In 2001 verscheen het boek Le Dernier roi (de laatste koning), van JP Tuquoi. Hij had als correspondent voor het Franse blad Le Monde in Marokko gewerkt, en was zeer kritisch over de politieke en economische hervormingen die in Marokko ingevoerd zouden zijn. Le Dernier roi was grotendeels geweid aan de periode van Hassan II. Maar de auteur ging ook in op “het nieuwe tijdperk”. Zijn stelling was dat de hervormingen juist nog moesten plaatsvinden, anders zou de Alaouitische dynastie geconfronteerd worden met nog veel meer en grotere problemen. De auteur was van mening dat de beloofde hervormingen niet fundamenteel waren en niet daadkrachtig genoeg waren ingevoerd. Verder legde de auteur nadruk op het ontbreken van een maatschappelijke middenveld dat de hervormingen duurzaam zouden kunnen bestendigen en dat de kloof tussen rijk en arm zouden moeten helpen dichten.

In die periode kon iedereen nog zeggen: geef de nieuwe koning even de tijd. Dat waren ook de reacties in Marokko. In media werd bericht over dit boek en alle commentatoren waren van mening dat de auteur te voorbarig was. De jaren daarna zouden de media zelf tot hun verdriet moeten vaststellen dat de beloofde politieke hervormingen vooral met de mond beleden werden, veel tastbare resultaten waren er niet. 

In het eerste decennium van het nieuwe tijdperk leek de persvrijheid betrekkelijk ruim. Er werden geen journalisten ontvoerd en/of gemarteld. Het regime koos voor een subtiele aanpak. Er werden namelijk financiële en economische middelen en propaganda ingezet om de media te muilkorven. Dit was zeer effectief en leidde bovendien niet tot grote (internationale) beroering. Hierdoor kon het beeld “van het verlichte regime dat als voorbeeld kon gelden voor de Arabische wereld” heel lang in stand worden gehouden. 

Op deze wijze bleef de strijd voor een vrije pers beperkt tot de inzet van individuele journalisten of een afzonderlijke redactie van een krant of tijdschrift. Welke journalist en of blad werd getroffen en waarom, lees je in het volgende artikel.

Foto: gevangenis Tazmamart


Zie ook:

Het eerste artikel in deze reeks

Het tweede artikel 

Meer artikelen over Marokko


Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? We kunnen uw steun goed gebruiken. U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)


Neem een abonnement op onze dagelijkse nieuwsbrief: Subscribe to Republiek Allochtonië by Email
 

 


Meer over Marokko.

Delen: