Polarisatie, radicalisering en discriminatie in regio Utrecht

In achtergronden op 04-05-2012 | 14:27

Tekst: Ewoud Butter

In de regio Utrecht is een groot verkennend onderzoek verricht naar “ongelijkwaardigheid”, waarmee in deze regio wordt bedoeld dat er onderzoek is gedaan naar discriminatie, polarisatie en radicalisering. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Regionaal College Utrecht.

Voor het onderzoek is opvallend weinig aandacht geweest in de landelijke pers. Misschien komt dit doordat de resultaten van het onderzoek in een persbericht van het Regionaal College Utrecht vooral positief geframed werden of omdat er geen journalist de moeite heeft genomen het rapport, dat niet online beschikbaar is, bij de gemeente Utrecht op te vragen.

Dat is een gemiste kans. Het onderzoek is alleen al door de omvang uniek in Nederland. En ook de resultaten geven geen aanleiding om het onderzoek snel te vergeten.

Het Regionaal College Utrecht besloot de resultaten van het onderzoek vooral positief te framen en plaatste de belangrijkste inzichten die het onderzoek had opgeleverd onder de volgende subkopjes in haar persbericht (pdf):

  • Twee op de drie jongeren ervaart nooit discriminatie
  • Jongeren denken genuanceerd
  • Meerderheid van de jongeren heeft vertrouwen in de autoriteiten

Tsja. Het Regionaal College had ook kunnen kiezen voor het benadrukken van bijvoorbeeld de volgende resultaten uit hetzelfde onderzoek:

  • Eén op de zes moslimjongeren en één op de elf van de autochtone jongeren vindt dat geweld soms de enige manier is om idealen te bereiken
  • Voedingsbodem voor radicalisering vooral aanwezig bij een deel van de moslimjongeren.
  • 40% van de moslimjongeren en 30% van de autochtone jongeren kan (een beetje) begrip opbrengen voor mensen die vanwege hun idealen personen uit andere bevolkingsgroepen bedreigen
  • 20% van de moslimjongeren en 9% van de autochtone jongeren bezoekt af en toe een extremistische website
  • 42% van de islamitische jongeren en 40% van allochtone jongeren voelt zich wel eens gediscrimineerd
  • Slechts 12% van de jongeren weet goed waar ze met hun klachten over discriminatie terecht kunnen.
  • Meerderheid van de jongeren ergert zich soms (65%) of vaak (15%) aan mensen uit andere culturen en de helft van de jongeren vermijdt wel eens contacten met jongeren uit andere culturen.

Deze kopjes zouden meer (hijgerige) aandacht hebben opgeleverd voor het onderzoek, maar zouden het onderzoekswerk even goed te kort hebben gedaan.

In veel regio's zijn de afgelopen jaren in het kader van het landelijke Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007-2011 vergelijkbare onderzoeken gedaan, maar nimmer zo grootschalig. De meeste onderzoeken zijn nog wel op het internet te vinden, uitgezonderd het onderzoek dat het COT in opdracht van de gemeente Haarlemmermeer deed: dat verdween in een la.

Hieronder een uitgebreide samenvatting van de resultaten van het Utrechtse onderzoek.

Ongelijkwaardigheid, resultaten van een verkennend onderzoek in de regio Utrecht

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Regionaal College Utrecht en werd gedaan door onderzoeksbureau A.G. Advies in samenwerking met het Verwey-Jonker Instituut en Klooster onderzoek en advies (stichting Voorbeeld).
Er is door de onderzoekers gesproken met 26 gemeenten in de regio Utrecht, 119 professionals (politiemensen, jongeren- en welzijnswerkers) zijn geïnterviewd, er zijn 2701 Utrechtse jongeren in de leeftijdscategorie van 14 – 23 jaar geënquêteerd en er is gesproken met 30 personen van migranten zelforganisaties en woningbouwcorporaties. Tot slot hebben de onderzoekers deskresearch gedaan en is er dossieronderzoek verricht naar discriminatie bij het antidiscriminatiebureau Art.1 Midden Nederland (Art.1 MN), de politie en het OM.

Hieronder de belangrijkste resultaten, die grotendeels afkomstig zijn uit het zevende, concluderende hoofdstuk van het rapport.

Discriminatie

Eén op de drie de 2.701 jongeren in de leeftijd van 14-23 jaar voelt zich wel eens gediscrimineerd. Deze gevoelens komen voor bij alle bevolkingsgroepen, maar vaker bij niet-westerse allochtone jongeren (40%). Van de islamitische jongeren voelt 42% zich wel eens gediscrimineerd vanwege hun geloof tegen 18% van de christelijke jongeren.

Jongeren hebben het meeste last van discriminerende opmerkingen (40% van alle ervaringen van discriminatie) en van een ongelijkwaardige behandeling (41%). Het gaat meestal om discriminatie door andere jongeren. School is de plek waar jongeren de meeste last van discriminatie hebben.
Meer dan de heft van de jongeren zegt geen nadelige gevolgen van discriminatie te ondervinden, toch is er een groot deel dat welnadelige gevolgen ervaart, variërend van boosheid of verdriet tot slechter presteren of het stoppen met opleiding of sport.

De meldingsbereidheid van discriminatie is onder jongeren en volwassenen in de regio Utrecht erg laag. Discriminatie in de buurt, in de horeca en op het werk wordt zelden gemeld. Jongeren melden geen discriminatie omdat ze verwachten dat dit toch niet helpt, of dat de melding niet serieus zal worden genomen. Van de geënquêteerde jongeren weet 12% goed hoe ze discriminatie kunnen melden, 42% weet het een beetje en 46% weet niet waar en hoe discriminatie te melden. Een kwart van de jongeren is bekend met de website www.discriminatie.nl en het Meldpunt Discriminatie Artikel Midden Nederland is bij (17%) van de jongeren bekend.

Polarisatie

Hoewel de meeste jongeren een positieve houding hebben tegenover mensen met andere culturele of religieuze achtergronden, denkt toch tussen de tien en twintig procent van de jongeren voornamelijk negatief over mensen met een andere culturele of religieuze achtergrond. Autochtone jongeren zijn gemiddeld iets negatiever dan jongeren met een niet-westerse allochtone achtergrond.

Over de Marokkaanse jongeren zijn andere jongeren, autochtonen maar ook allochtone jongeren het vaakste negatief. Dit komt voort uit overlastgevend of crimineel gedrag van Marokkaanse jongeren, maar ook uit negatieve persoonlijke ervaringen met deze bevolkingsgroep. Religie blijkt niet of nauwelijks een rol te spelen in de beeldvorming. De onderzoekers concluderen dat “negatieve beeldvorming over en polarisatie tussen bepaalde bevolkingsgroepen beïnvloedbaar is (namelijk door overlastgevend gedrag). Beleid om overlast te verminderen zou daarom in potentie ook invloed moeten hebben op negatieve beeldvorming en polarisatie.”

De meerderheid van de jongeren ergert zich soms (65%) of vaak (15%) aan mensen uit andere culturen. Ook ervaren jongeren wel eens spanningen met mensen uit andere culturen (57% soms en 13% vaak) of hebben ze conflicten met mensen uit andere culturen (43% soms, 7% vaak). Als gevolg hiervan vermijdt de helft van de jongeren wel eens contact met mensen uit andere culturen. Wat verder opvalt is dat jongeren uit de grote steden minder vaak positieve contacten hebben; zij vermijden vaker het contact met mensen uit andere culturen dan jongeren uit de middelgrote en kleine gemeenten.

Uitgesplitst naar locaties blijkt dat jongeren op sportverenigingen het meest harmonieus omgaan met mensen uit andere culturen. In de eigen woonbuurt en in de horeca ervaart men regelmatig spanningen tussen andere culturen en is er volgens jongeren vaker sprake van conflicten of van elkaar vermijden.

Radicalisering

Radicalisering en extremisme zijn in de regio Utrecht uitzonderlijk. Die conclusie werd getrokken na (groeps)gesprekken met professionals. Rechtse groeperingen zijn nog maar weinig actief. Wel uiten veel autochtone jongeren zich steeds vaker racistisch en discriminerend. Op incidentele basis wordt islamitische radicalisering gesignaleerd en over enkele moskeeën in de regio bestaan zorgen bij de overheidsdiensten. Sleutelfiguren uit migranten zelforganisaties waarschuwen voor een voedingsbodem voor radicalisering bij veel moslimjongeren. Extreem-linkse groeperingen en dierenrechtenactivisme worden vaker gesignaleerd, omdat deze vormen van radicalisering zich vaker in de openbare ruimte tonen met demonstraties.
Overigens geven de professionals zelf ook aan dat zij alleen mogelijke radicalisering kunnen signaleren in de openbare ruimte, maar niet wanneer er sprake is van radicalisering achter de voordeur.

Voedingsbodems voor radicalisering
Volgens de onderzoekers is het ervaren van onrechtvaardigheid een belangrijke voedingsbodem voor radicalisering. Islamitische jongeren scoren op dit punt “zorgelijk hoog”: 76% van de jongeren vindt in meer of mindere mate dat moslims minder kansen krijgen dan anderen in Nederland en 85% van de moslimjongeren is het in meer of mindere mate eens met de stelling dat moslims in Nederland worden gediscrimineerd.

Een andere voedingsbodem voor radicalisering is volgens de onderzoekers een gevoel van onzekerheid over de eigen identiteit en hoe goed te leven. Jongeren met een islamitische achtergrond voelen zich iets hier onzekerder over; ook zijn ze, zeker Marokkaanse jongeren, onzekerder over hun toekomst in Nederland dan de jongeren met andere culturele achtergronden.
De derde voedingsbodem is het ervaren van groepsdreiging. Deze wordt ervaren door een belangrijk deel van de moslimjongeren en in mindere mate door autochtone jongeren.

Vertrouwen in autoriteiten
De meerderheid van de jongeren heeft vertrouwen in, en respect voor, de Nederlandse autoriteiten. De politie geniet meer respect (82% ) dan het lokaal bestuur (67%). Jongeren met een laag opleidingsniveau en oudere jongeren hebben minder respect voor autoriteiten, religieuze jongeren (moslims en christenen) hebben meer respect voor autoriteiten dan niet-religieuze jongeren.

Superieur
De meeste jongeren voelen zich niet superieur ten opzichte van mensen uit andere culturen. Toch voelt een derde van de moslimjongeren en een kwart van de autochtone jongeren zich wel superieur.

Een meerderheid van de moslimjongeren vindt het belangrijk om moslim te zijn en voelt zich gekwetst als iemand iets slechts zegt over de islam. Een derde van de moslimjongeren is het in meer of mindere mate eens met de stelling dat moslims terug moeten naar de oorspronkelijke wortels van de islam en ook vindt een derde van de jongeren vindt dat er maar één interpretatie van de Koran mogelijk is waar elke moslim zich aan zou moeten houden. Van deze jongeren denkt 30% dat hun ideale samenleving werkelijkheid kan worden en denkt 41% dat dit mogelijk kan gebeuren.
Veel autochtone jongeren geven aan dat het voor hen belangrijk is om Nederlander te zijn, 10% van hen voelt zich persoonlijk gekwetst als iemand iets slechts zegt over Nederland.

Legitimatie van geweld
Een grote meerderheid van de moslimjongeren en de autochtone jongeren staat afwijzend tegenover geweld om religieuze of ideologische idealen te bereiken.

Toch is er een kleine minderheid onder beide groepen die het gebruik van geweld niet bij voorbaat afwijst. Zo vindt 16% van de moslimjongeren dat geweld weliswaar niet goed is, maar toch soms de enige manier is om (islamitische) idealen te bereiken. 40% van de moslimjongeren kan (een beetje) begrip opbrengen voor moslims die op grond van hun idealen personen uit andere bevolkingsgroepen bedreigen.

Onder autochtone jongeren liggen deze percentages weliswaar lager, maar zijn nog steeds hoog: 9% van de autochtone jongeren denkt dat geweld soms de enige manier is om idealen te bereiken en 30% heeft (een beetje) begrip voor Nederlanders die vanwege hun idealen personen uit andere bevolkingsgroepen bedreigen.

De onderzoekers willen geen uitspraak doen of dit hoge of lage percentages zijn. Het gaat in de eerste plaats om attitudes en gedragsintenties. Dat is iets heel anders dan daadwerkelijke agressie. De vraag is dan: onder welke omstandigheden kunnen attitudes en gedragsintenties leiden tot daadwerkelijk geweld? En wat verstaan jongeren precies onder ‘het eventueel gebruiken van geweld als het niet anders kan’.

Bezoek radicale websites
Radicale websites worden door zowel islamitische jongeren als autochtone jongeren bezocht.
20% van de moslimjongeren bezoekt (heel) af en toe een radicale website waarop staat dat streng opgetreden dient te worden jegens ongelovigen en 3% doet dat vaak of heel vaak. Van de autochtone jongeren bezoekt 9% (heel) af en toe een radicale website waarop staat dat streng opgetreden dient te worden jegens mensen die geen Nederlandse achtergrond hebben, 1% doet dat vaak.

Conclusie

Uit de resultaten van de jongeren survey blijkt dat voedingsbodems voor radicalisering aanwezig zijn bij een deel van vooral de moslimjongeren. Tevens zijn er bij sommige van deze jongeren positieve attitudes ten aanzien van denkbeelden die aan processen van radicalisering kunnen worden gerelateerd (zoals zich superieur voelen ten opzichte van anderen, positief oordeel over inhoudelijke aspecten van radicale gedachtegoed). Dit zegt op zichzelf echter weinig als het gaat om de vraag hoeveel jongeren zijn geradicaliseerd.

De onderzoekers benadrukken verder dat er weliswaar voedingsbodems voor radicalisering aanwezig zijn bij een deel van vooral de moslimjongeren, maar dat er tegelijkertijd veel beschermende factoren zijn die verdere radicalisering voorkomen. In dit verband noemen ze onder andere de ‘beschermende schil’ van jongerenwerk, opbouwwerk en opvoedondersteuning. Maar ook de politie, in het bijzonder de wijkagent, die door betrokkenheid in allerlei lokale netwerken een belangrijk deel van de jongeren in beeld heeft. Ook is in vergelijking met andere landen de maatschappelijke ongelijkheid en daaruit voortvloeiende maatschappelijke onrust in Nederland relatief beperkt.

De onderzoekers waarschuwen dat bij beleidswijzigingen of bezuinigingen op de genoemde beschermende factoren, risico’s op radicalisering kunnen doen toenemen.

Aanbevelingen

Tot slot doen de onderzoekers enkele aanbevelingen die hieronder letterlijk worden geciteerd:

  • “training en deskundigheidsbevordering van eerstelijnswerkers in de regio;
  • bevordering van interne samenwerking en informatie-uitwisseling binnen en tussen de gemeenten, de politie en het OM;
  • bouwen aan een netwerk van sleutelfiguren door gemeenten en politie;
  • agenderen van discriminatie, polarisatie en radicalisering door gemeenten en politie met externe partners;
  • betere registratie van signalen van discriminatie, polarisatie en radicalisering binnen de politie;
  • een campagne om de meldpunten voor discriminatie (politie, Art. 1 MN etc.) meer onder de aandacht te brengen bij burgers, in het bijzonder bij jongeren. In deze campagne zal ook aandacht moeten zijn voor het meer bewust maken van daders (meestal ook jongeren) over de gevolgen van hun gedrag voor slachtoffers;
  • betere signalering en afhandeling van signalen van discriminatie en polarisatie binnen jongerencentra en scholen;
  • aanpak van discriminatie en polarisatie in de horeca door politie en OM;
  • in gesprek treden met jongeren en burgers over deze onderwerpen aangevuld met een vervolgonderzoek rondom ‘bereidheid tot geweld’ om zo goed mogelijk te kunnen begrijpen wat jongeren verstaan precies verstaan onder ‘geweld’.”

In het persbericht laat het Regionaal College weten dat binnen de regio Utrecht al wordt gewerkt aan "het tegengaan van ongelijkwaardigheid". Maar, schrijft zij terecht: "De onderzoeksresultaten geven echter aanleiding dit aan te scherpen."

Ewoud Butter is redacteur van Republiek Allochtonië en deed zelf onderzoek naar polarisatie en (islamitische) radicalisering. Dit stuk verschijnt ook op zijn eigen blog.

Foto: flickr

Nachrift: inmiddels staat het ondezoek online. U kunt het hier downloaden

Ook lezen:

 


Meer over agadvies, discriminatie, extremisme, onderzoek, polarisatie, radicalisering, utrecht, verwey jonker.

Delen: