Turkse en Marokkaanse Nederlanders hebben even weinig begrip voor jihadgangers als autochtone Nederlanders

In achtergronden door Ewoud Butter op 16-12-2015 | 17:07

In tegenstelling tot wat Motivaction ruim een jaar geleden concludeerde, denken Turkse en Marokkaanse jongeren hetzelfde over IS-gangers als autochtone jongeren. Ongeveer 2% van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders heeft veel begrip voor jongeren die voor IS gaan vechten. Onder autochtone jongeren is deze groep even groot: 2%. Dat blijkt uit het vandaag gepubliceerd SCP-rapport Werelden van Verschil. Uit het onderzoek blijkt ook dat veel jongeren van Turkse en Marokkaanse komaf zich geen onderdeel voelen van de Nederlandse samenleving.

Minister Asscher vindt het 'triest' dat de Motivaction-rapportage zo'n impact heeft gehad en baalt van de rol die hij hier zelf bij heeft gespeeld.

Minister Asscher had het SCP om onderzoek naar de opvattingen van jongeren gevraagd nadat een studie die Motivaction in opdracht van het voormalige multiculturele instituut Forum had uitgevoerd, onzorgvuldig bleek. Hierin werd onder andere beweerd dat 90 procent van de Turks-Nederlandse jongeren Syriëgangers helden vindt en 80 procent geweld van jihadisten niet afkeurt.

Uit het nieuwe onderzoek van het SCP, dat als onderdeel van het onderzoek Werelden van Verschil, werd gepresenteerd, blijkt dat 90% van de Turkse Nederlandse jongeren en 92% van de Marokkaans Nederlandse en autochtone jongeren geen begrip heeft voor jongeren die voor IS gaan vechten. 

In de gesprekken die door de onderzoekers zijn gevoerd bleek dat veel jongeren zich kunnen voorstellen welke motieven uitreizigers hebben, maar dit tegelijkertijd afkeuren. Als motieven noemden de respondenten onder andere:

  • discriminatie bij het vinden van werk of een stage en sociale uitsluitingsmechanismen, zoals het consequent aangesproken worden als moslim of Marokkaan en de gedragsreacties van mensen (bv. handtassen extra stevig vastpakken wanneer een Marokkaans-Nederlandse jongen de tram instapt).
  • in het kalifaat ‘echt islamitisch’ kunnen leven. Het gaat dan concreet om onder meer om het kunnen dragen van een boerka.
  • het bieden van hulp aan ‘broeders en zusters’ in nood en strijden tegen het onrecht dat Syriërs in hun ogen wordt aangedaan

Een aantal jongeren ziet IS als het plaatselijke antwoord op Assad en het uitblijven van een westerse interventie in Syrië. Ze vinden het ontstaan van IS begrijpelijk, maar keuren het optreden van IS niet goed. Het geweld dat IS gebruikt uit naam van de islam zien zij als strijdig met de waarden van het geloof.

Over IS circuleren tal van complottheorieën. Dat is niet los te zien van de verwarring die jongeren hebben over IS, de berichtgeving over moslims en het wantrouwen ten aanzien van de intenties van de westerse mogendheden in het Midden-Oosten. IS zou in het leven zijn geroepen om de verdeeldheid tussen moslims aan te wakkeren en de islam diskrediet te brengen.

Het merendeel van de jongeren heeft ook geen begrip voor mensen die voor hun geloof geweld gebruiken. Ook bij deze stelling zijn er tussen de afzonderlijke groepen, kleine, niet significante verschillen.

Volgens het SCP kunnen de jongeren zich voorstellen dat iemand in een bepaalde context (die voldoet aan de voorwaarden die een kleine jihad rechtvaardigen) geweld gebruikt in naam van het geloof. "Dit wil niet noodzakelijkerwijs zeggen dat men begrip heeft voor de geweldsdaden van hedendaagse terroristen, noch dat men zelf bereid zou zijn geweld te gebruiken."

Ander onderzoek

 Het SCP trekt een vergelijking met eerder onderzoek van Roex et al. (2010) waaruit blijkt dat 11% van de Nederlandse moslims het voor zichzelf in bepaalde situaties vanuit zijn religie acceptabel vindt om geweld te gebruiken; 14% keurt geweld niet goed, maar vindt het soms de enige manier om een ideaal te bereiken.

Ook wordt verwezen naar het onderzoek van Wessels en Dijkman (2013) onder sterk geïsoleerde moslima’s in Amsterdam, waarin 4% vond dat geweld mag worden gebruikt om de islam te verdedigen; bijna 3% vindt zelfs dat geweld gebruikt moet worden. Van de respondenten is 7% bereid om zelf geweld te gebruiken tegen mensen die hun geloof bedreigen. In een internetsurvey van Van den Bos et al. (2009) onderschrijft 18% van 131 moslims de stelling: ‘Ik kan moslims die geweld tegen andere mensen gebruiken begrijpen.’

Het SCP had ook een vergelijking kunnen maken met een onderzoek onder PVV-stemmers waaruit blijkt dat 25% van hen geweld onder bepaalde omstandigheden acceptabel vindt om politieke doelen te bereiken.

Vergelijkingen met andere onderzoeken, betekent echter vaak al snel dat er appels met peren worden vergelken.

Asscher

Minister Asscher liet in de speech die hij bij de presentatie van het rapport hield, weten dat hij het 'triest' vindt dat de Motivaction-rapportage zo'n impact heeft gehad. In zijn speech verklaart hij: "Ik baal ervan dat ik daarin een rol heb gespeeld. Het was heel naar om te merken dat ik plotseling door sommige mensen met wie ik al jaren nauw had samengewerkt, niet meer vertrouwd werd. Dit vervolgonderzoek van het SCP is niet de laatste stap om die klap te herstellen. We moeten ons richten op die kleine groep mensen die Isis en religieus geweld goedkeuren, maar we hoeven en we mogen niet hele groepen mensen wantrouwen."

Werelden van verschil

Hieronder enkele andere opvallende resultaten uit het onderzoek Werelden van Verschil.

Uit het onderzoek blijkt dat veel jongeren van Turkse en Marokkaanse komaf zich geen onderdeel van de Nederlandse samenleving voelen. 20% van de Turkse en 15% van de Marokkaanse Nederlanders zijn overwegend op de herkomstgroep georiënteerd en weinig op Nederland en hebben vooral contacten in eigen kring. Ongeveer de helft van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders voelt zich overwegend Turks of Marokkaans en gaat vaak om met personen uit de herkomstgroep. Zij voelen zich geen of in geringe mate Nederlander. Wel is er frequent sociaal contact met autochtone Nederlanders. Ze zijn relatief vaak negatief over autochtone Nederlanders en het maatschappelijk klimaat ten aanzien van migrantengroepen.

Veel jongeren denken relatief vaak negatief over autochtone Nederlanders en de manier waarop die tegen migranten aankijken. Een breed gedeeld gevoel is dat ze zich extra moeten bewijzen (‘je begint met 1-0 achter’). Migrantenjongeren krijgen zo het gevoel dat ze zichzelf niet als Nederlander mógen beschouwen, omdat ze door de omgeving overwegend als Marokkaan of Turk of als moslim worden gezien. Ze voelen zich buitengesloten, niet gezien als individuele burgers. Ook met opmerkingen als ‘je bent heel anders dan andere Marokkanen’ voelen jongeren zich uitgesloten: ze willen gezien worden als individu en burger van Nederland en niet door anderen aangesproken worden als lid van een groep. (zie ook Door een ander bestempeld worden als Marokkaan of moslim is een vorm van uitsluiting)

Onder deze jongeren is sprake van wantrouwen tegenover de Nederlandse media, de landelijke politiek en de politie. Vrijwel alle jonge Marokkaanse mannen in het onderzoek hebben de ervaring regelmatig door de politie staande te worden gehouden. Dat ondermijnt het vertrouwen in de politie. (meer over etnisch profileren hier).

Bijna alle jongeren geven aan moslim te zijn en veel belang te hechten aan het navolgen van de regels die uit de islam voortvloeien. De toegenomen identifiŽcatie met het geloof wordt versterkt door het ongunstige klimaat ten aanzien van migrantengroepen en moslims. De aanslagen van 11 september 2001 (‘9/11’) worden vaak als keerpunt genoemd.

Vooral voor Marokkaans-Nederlandse jongeren die op zoek zijn naar meer kennis over de islam, geldt dat hun ouders of Marokkaanse organisaties maar in beperkte mate informatie over de islam kunnen voorzien. Zij zijn dan eerder geneigd zich te richten tot predikers, vrienden of het internet. De moslimidentiteit, die verbinding biedt met een grotere gemeenschap (de ummah), wordt dan ook vaak een alternatief voor de Marokkaanse identiteit.

Volgens experts en professionals moeten de oorzaken van radicalisering worden gezocht in een complexe interactie van push- en pullfactoren. Pushfactoren zijn factoren die individuen ‘wegduwen’ van de Nederlandse maatschappij, zoals ervaringen met discriminatie, uitsluiting, gebrek aan erkenning en acceptatie. Dergelijke ervaringen kunnen leiden tot een gevoel van vervreemding en tot versterking van identiteitsvragen. Pullfactoren ‘trekken’ individuen naar de radicale islam door in te spelen op de behoefte om bij een groep te horen waar je je een vanzelfsprekend onderdeel van voelt, op de behoefte aan zingeving en status. Maar ook op de behoefte aan avontuur, een grotere handelingsvrijheid en het idee dat er iets gedaan kan worden aan ervaren onrecht. Personen die radicaliseren, zijn vaak kwetsbare individuen die een persoonlijke crisis hebben doorgemaakt, of die zelf kampen met sociale of psychische problematiek. Binnen radicaliserende groepen spelen groepsprocessen die de groep verder in de richting van extremisme kan stuwen, zoals groepsdruk die sterker is naarmate de groep meer geïsoleerd is. (meer over radicalisering hier op polderislam)

Een brede en diepgevoelde overtuiging onder de geïnterviewde jongeren is dat er in Nederland en in het westen met twee maten wordt gemeten, en altijd in het nadeel van moslims. Ze hebben de indruk dat de vrijheid van meningsuiting een andere invulling krijgt bij moslims dan bij niet-moslims. Er wordt bijvoorbeeld gedacht aan het weren van haatpredikers of het kwetsen van de profeet (mag wel) versus het beledigen van de koning (mag niet). (Zie ook: een ritueel debat met hypocriete trekjes).

Ook bestaat de indruk dat de media alleen over Marokkanen of moslims berichten als ze om een negatieve reden in het nieuws zijn. Als een Marokkaan of moslim iets goeds heeft gedaan, besteden de media er geen aandacht aan of wordt de desbetreffende persoon als Nederlander gezien. Het wantrouwen in de Nederlandse en westerse media wordt versterkt doordat veel jongeren media gebruiken die met een ander perspectief en een andere toon berichten. (Zie ter illustratie het recente artikel van Mohammed Benzakour 'Wat wij niet te zien krijgen').


Ewoud Butter is hoofdredacteur van Republiek Allochtonië. Meer artikelen van Ewoud hier of op zijn blog. Volg Ewoud op Twitter: @ewoudbutter

Het rapport Werelden van Verschil is hier te downloaden.

De speech die Lodewijk Asscher hield bij de presentatie van het rapport leest u hier.


Zie ook:

 

Een jaar later. Asscher en motivaction

Veel kritiek op onderzoek van Forum en Motivaction naar moslimjongeren

Integratie Turkse Nederlanders blijft hoog op de agenda staan

Onderzoek van Forum en Motivaction is gemiste kans

Onderzoek naar PVV-stemmers: schokkende resultaten

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.  

Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook! 


 


Meer over ewoud butter, forum, identiteit, integratie, lodewijk asscher, marokkaanse jongeren, media, motivaction, onderzoek, radicalisering, turkse jongeren, werelden van verschil.

Delen: