“Welke afkomst je hebt, zegt mij helemaal niets”

In achtergronden op 29-11-2013 | 12:50

Overwegingen bij een onderzoek naar ervaringen van Marokkaanse jonge mannen met uitsluiting

Tekst: Huub Beijers en Saïda el Arbaji

Voor jonge immigranten van de tweede generatie is de langdurige, subjectieve, ervaring een ‘buitenstaander’ of ‘verliezer’ te zijn (Selten 2012) in het land waar je bent geboren, vernederend. Dit verhoogt het risico op het krijgen van een psychotische aandoening. Vergeleken met autochtone jongeren is dat risico tot negen keer zo hoog (Veling e.a. 2006).
Hoe ziet die subjectieve ervaring van ‘buitenstaander’ of ‘verliezer’ er uit? Dat was de vraag die vier studenten van de Hogeschool Utrecht (HU) (El Arbaji e.a. 2012) zich stelden in het onderzoek, dat zij in 2013 uitvoerden in opdracht van het Steunpunt GGZ Utrecht en het Lectoraat Kwartiermaken. De onderzoekers bevroegen 16 Marokkaanse jonge mannen, acht HBO afgestudeerden en acht vroegtijdige schoolverlaters, op hun ervaringen met uitsluiting.

Negatieve beeldvorming
De uitspraken van de jongeren liegen er niet om: “Veel zien ons als bekrompen, homohaters, mogelijke vrouwenonderdrukkers, criminelen, hangjongeren en onrustmakers! Kortom veel negatieve vooroordelen”. Een ander vertelt: “Ik heb vaak te maken met mensen die domme vragen stellen over mijn religie en cultuur, dit vergt veel energie en geduld. (…) Het lijkt alsof ik verantwoording af moet leggen over de hele Marokkaanse en moslimgemeenschap”. Vooral herkomst en religie roepen negatieve reacties op en leiden tot uitsluiting bijvoorbeeld als je maatschappelijk hogerop wilt komen. Een van de geïnterviewden beschrijft hoe hij met een CITO-score voor het VWO toch naar het VMBO wordt gestuurd, omdat hij dan zogezegd beter tot zijn recht zou komen. Hij vertelt: “Mijn ouders vertrouwden het advies van de leraar. (…) Zij leerden ons om leraren te respecteren en ze te zien als een voorbeeld”.

De media spelen volgens de Marokkaanse mannen een cruciale rol in de negatieve beeldvorming. Ze verspreiden ongenuanceerde beelden en politici lijken die beelden vervolgens alleen nog maar te willen bevestigen. Ze nemen daarin geen voorbeeldrol. Samen voeden ze zo het onbehagen in de samenleving. “Op school denken mensen al snel alles over je te weten en de ordinaire vooroordelen, opgedaan bij Pauw & Witteman of Pownews, staan mij in de weg om mijn echte ik te laten zien”, vertelt een van de geïnterviewde mannen.

Meerdere identiteiten
Die beperking van de mogelijkheden om een eigen identiteit te ontwikkelen en te laten zien, is essentieel in de beleving van deze jonge mannen. Er is niet één identiteit waaraan ze zich gebonden voelen. Ze zijn Nederlands, maar ook Marokkaans, en ook moslim. “Ik weet dat mijn identiteit Nederlands is. Anderen zullen mij zien als Marokkaan, maar ik zie mijzelf als een moslim en daarmee zou ik mijzelf willen identificeren. Welke afkomst je hebt, zegt mij helemaal niets. Het is van belang hoe je staat in het leven en mijn religie, de islam, zegt daar alles over”. Marokkaan-, Nederlander- en moslim-zijn gaan in hun beleving goed samen, en welke identiteit voorop staat, wisselt dan vaak ook nog van situatie tot situatie. In de beeldvorming sluiten identiteiten elkaar echter uit: Je kunt kennelijk geen Nederlander zijn als je moslim bent.

De onderzoeksgroep van de Amerikaanse DelVecchio Good (2011) geeft aan dat we in een tijd leven van versplinterende culturen en ‘hyperdiversiteit’, waarin de verbinding tussen etnische identiteit en cultuur steeds zwakker wordt. De traditionele etnische indicatoren - in Nederland is dat bijvoorbeeld ‘allochtoon’, of ‘herkomst’, of ‘Marokkaan’ - zijn te grofmazig en hebben in die context hun verklaringskracht verloren. Dit sluit aan bij het onderzoek dat socioloog Jan Dirk de Jong (2007) deed onder Marokkaanse jongerengroepen in Amsterdam West. De Jong betoogt dat het niet de culturele herkomst is die het gedrag van de jongeren (met name de ontsporingen) bepaalt, maar veeleer de sociaal psychologische processen binnen de groep. Er valt wat voor te zeggen, maar wij vinden eigenlijk zo’n verklaring ook te eenzijdig, omdat deze de sociale en culturele arena waarin zich bevolkingsgroepen bewegen, buiten beschouwing laat. DelVecchio Good e.a. (2011) stellen daarover dat culturen en identiteiten dynamisch zijn, variabel en situationeel, ingebed in strijd om zeggenschap over, en toegang tot hulpbronnen.

De resultaten van het onderzoek van El Arbaji en haar collega’s ondersteunen deze stellingname. Het volstaat niet, zo houden ze ons voor, om het gedrag van jongeren te willen verklaren vanuit dé Marokkaanse cultuur. De jonge mannen in hun onderzoek laten zien dat identiteiten meervoudig zijn: ze hanteren verschillende referentiepunten als het gaat om hun identiteit(sontwikkeling), en vinden dat zij teveel in de traditionele hokjes worden gedrukt. Daarnaast maken de HU studenten met hun onderzoek duidelijk dat identiteiten situationeel zijn. Ze zijn opgehangen in een web van belangen en van strijd om toegang tot hulpbronnen zoals goed onderwijs en werk, en om erkenning als persoon. Die belangen zijn in beweging en vragen om voortdurende aanpassing.

We leven in een samenleving die moreel in paniek verkeert, zo concluderen de onderzoekers van de HU vervolgens. Men kijkt niet meer objectief naar deze groep mensen. Marokkaanse jonge mannen worden aangesproken op een (negatief geladen) sociale identiteit die wij als samenleving aan hen opleggen. Van positief nieuws is zelden nog sprake.

Veerkracht
Stigmatisering geeft veel druk, tast uiteindelijk het zelfbeeld aan en leidt in het slechtste geval tot zelfstigmatisering. Wat betreft veerkracht - het vermogen om zich onder druk weer op te richten - zien de onderzoekers verschillen tussen de goedopgeleide jonge mannen en degenen die een afgebroken opleiding hebben.

De schoolverlaters hebben een negatief zelfbeeld. Ze zijn onzeker geworden over hun bijdrage aan de samenleving. “Wie willen ze dat ik ben?” vragen ze zich af. Ze hebben het gevoel dat ze voortdurend worden afgewezen en voelen zich niet serieus genomen. Dat leidt tot desillusie en verlies van vertrouwen: ze zien geen reden meer om te solliciteren en menen dat de kans op een baan gering is, gezien hun afkomst en opleiding. Dat geldt niet voor de hoger opgeleiden. Die zien in afwijzing juist een uitdaging die bij hen motiverend werkt. Geweigerd worden voor een baan zegt meer over het bedrijf dan over mij als persoon, zo laten ze weten.

Geloof, familie en vrienden worden genoemd als bronnen waaraan jongeren kracht ontlenen. Daar zien de onderzoekers opnieuw verschil tussen de hoger en de lager opgeleiden. De hoger opgeleiden ontlenen kracht aan hun geloof en zoeken daarin een morele leidraad. “De Islam is een gids in mijn dagelijks leven. Dat geeft mij rust en duidelijkheid”. “Mijn geloof staat voor solidariteit, rijkeren en sterkeren zorgen voor de armeren en zwakkeren. Er wordt geen onderscheid gemaakt in ras, kleur of welzijnsstatus. De Islam is een mooi en eerlijk geloof dat door velen verkeerd geïnterpreteerd wordt”.
De lager opgeleiden zien eerder hun peergroup als krachtbron. “Mijn vrienden zijn degenen die mij begrijpen. Met weinig woorden weten zij hoe ik me voel en zij weten wat ik probeer te zeggen”. Ik kan altijd bij hen terecht.” Zij willen zich niet voortdurend bewijzen, maar zich geaccepteerd voelen en erbij horen, en zoeken daarvoor verbinding met anderen die zich ook niet geaccepteerd voelen. Ze behoren tot een bepaalde groep en dat is voor hen genoeg. De negatieve beeldvorming heeft ervoor gezorgd dat ze zich beperken tot hun eigen domein. Hun loyaliteitsgevoel is aanzienlijk tegenover de groep.

De inzichten van het onderzoek van El Arbaji e.a. bieden hoop op verandering omdat ze het probleem formuleren in termen die interventies in het sociale domein mogelijk maken. Wat voor oplossingen houden de onderzoekers ons voor?

Marokkaanse mannen die opgeleid zijn, zijn beter bestand tegen de ervaring van uitsluiting. De onderzoekers sluiten daarbij aan en zien ‘empowerment’ als sleutelwoord voor de gewenste aanpak. De schoolverlaters die door stigmatisering en negatieve beeldvorming een laag zelfbeeld hebben gekregen kun je helpen met het versterken van hun veerkracht. Verder vinden de onderzoekers dat zorgorganisaties meer moeten samenwerken met Marokkaanse zelforganisaties en cultuursensitiever moeten worden. Denk en werk niet alleen vanuit je eigen referentiekader, zo geven ze aan, maar sluit beter aan bij de dynamiek en de behoeften van deze doelgroep. Ze adviseren ‘kritische dialogen’ te organiseren, zoals in het Lectoraat Kwartiermaken ontwikkeld, om het gesprek met de Marokkaanse jongeren te voeren in hun eigen omgeving en hen de gelegenheid te geven hun wensen en behoeften te formuleren. Daarnaast pleiten zij voor het ontwikkelen van trainingen en workshops gericht op empowerment en het vergroten van zelfvertrouwen van Marokkaanse jongens. Er zijn daarvan al verschillende voorbeelden in het land zoals de Empowermentgroepen van Indigo, de Diamant-training van de Amsterdamse Stichting Interculturele Participatie en Integratie, of de groepen van de Utrechtse zelforganisatie Al Amal. Forum biedt op internet een uitgebreide handreiking aan voor de ontwikkeling van empowermentmethoden bij allochtone jongeren (Delahaij, 2004).

Uitsluiting maakt ziek
De resultaten die Saïda el Arbaji, Mourad Riouech, Jamila Laghrib en Oumaima el Abassi in hun onderzoek op tafel leggen, zijn prikkelend. Wat ons zorgen zou moeten baren is de heftigheid van de emoties van de betrokken jongeren. De onderzoekers verpakken die weliswaar in nette onderzoekstaal, maar de lading valt tussen de regels door te lezen, als er gesproken wordt van ‘woede’ en ‘grote frustratie’ en over ‘mijn hart wordt uit mijn lijf gerukt’. Het zijn reacties op de verscheurende eisen die worden gesteld vanuit de dominante samenleving. Het gebrek aan aansluiting kan leiden tot explosieve situaties.

De subjectieve ervaring van een ‘buitenstaander’ of ‘verliezer’ te zijn, is, zoals Selten (2012) stelt, de cruciale factor in het ontwikkelen van ernstige psychiatrische problematiek. Het onderzoek van El Arbaji en haar collega’s biedt onderbouwing voor de stelling dat die explosieve situaties zich ook tegen de jongeren zelf keren, oftewel dat ze in ziekmakende sociale omstandigheden leven. Uitsluiting maakt ziek.

Kwartiermaken wil werken aan een gastvrije samenleving voor mensen met psychiatrische problematiek, of anderen die met uitsluiting kampen. Teveel nog denken we en werken we in de geestelijke gezondheidszorg vanuit de waarden van de dominante samenleving terwijl we inmiddels leven in een maatschappelijke omgeving die wordt gekenmerkt door verschuiving van economische macht, internationalisering en hyperdiversiteit. Het initiatief van het Lectoraat Kwartiermaken van de HU om expliciet ruimte te creëren voor migrantengemeenschappen verdient lof en navolging. Dit onderzoek van El Arbaji e.a. voedt het inzicht in de verbinding tussen de gastvrijheid van de samenleving en het ontstaan van psychiatrische problematiek. Het maakt duidelijk dat kwartiermaken er niet alleen om gaat om mensen met psychiatrische problematiek een plek te gunnen in de samenleving en hun kwetsbaarheden te omarmen als integraal deel van het leven, maar ook om het ontstaan van die problemen te voorkomen.
 

  • Delahaij, R. (2004),  Dossier Empowerment, Empowermentmethoden bij allochtone jongeren. Utrecht: Forum Beschikbaar op: http://www.forum.nl/pdf/empowerment.pdf.
  • El Arbaji, S., Riouech, M., Laghrib,J., el Abassi, O. (2012), Wat voor soort uitsluiting ervaren de Marokkaanse mannen van de tweede generatie in Utrecht? Utrecht: Steunpunt GGZ Utrecht/Hogeschool Utrecht.
  • DelVecchio Good M.J., Hannah, S.D., Willen, S.S. (2011),  Shattering Culture: an introduction. In Mary-Jo DelVecchio Good, Sarah S. Willen, Seth Donal Hannah, Lawrence Park (red.) Shattering Culture: American Medicine Responds to Cultural Diversity. New York: Russell Sage Foundation, pp.1-30.
  • Jong, J.D.A. de (2007), Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens. Amsterdam: Aksant.
  • Selten, J.P., (2012), De Social Defeat-hypothese. Inaugurele Rede, 16 november 2012. Maastricht: School for Mental Health and Neuroscience FHML, Universiteit Maastricht.
  • Veling W, Selten JP, Veen ND, et al (2006), Incidence of schizophrenia among ethnic minorities in the Netherlands: a four-year first-contact study. Schizophrenia Research, 86, 189-193. 

Huub Beijers en Saïda el Arbaji zijn beiden verbonden aan het Steunpunt GGZ Utrecht. Dit artikel is een voorpublicatie; het zal verschijnen in de bundel van Doortje Kal, Rutger Post, Jean-Pierre Wilken (red.) Verder met kwartiermaken. Naar een verwelkoming van verschil. Uitgeverij Tobi Vroegh
Deze bundel verschijnt ter gelegenheid van het afscheid van Doortje Kal als bijzonder lector kwartiermaken. Meer informatie over kwartiermaken en het afscheidscollege van Doortje Kal hier.

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.  

Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.



Meer over criminaliteit, doortje kal, huub beijers en saïda el arbaji, kwartier maken, marokkaanse jongeren, onderzoek, uitsluiting.

Delen:

Reacties


Wiert van der Veen - 01/12/2013 13:40

Uitsluiting op basis van religie is wijder verbreid. Ik werkte in de beveiliging en vanwege mijn religie werd ik regelmatig gediscrimineerd. Een collega met een donkere huidskleur overkwam hetzelfde, maar dan vanwege zijn tint. Ik ben trouwens gewoon Nederlander, dus daaraan lag het niet, Wel aan collega's en de leiding die het allemaal tolereerden of het onder de mat veegden.