Marokko: een prachtige democratische etalage

In opinie door Saïd Bouddouft op 12-07-2011 | 20:53

Tekst: Said Bouddouft

De huidige roep om verandering in de Arabische wereld kent een zekere analogie met de militaire staatsgrepen en opstanden van de jaren 50 en 60. De revolutionairen van toen hadden de mond vol over vrijheid, democratie en rechtvaardigheid. Toen zij hun macht hadden geconsolideerd, bleken zij even dictatoriaal te zijn als hun voorgangers. Hoe anno 2011 de strijd om de macht in Arabische landen er aan toe gaat kunnen wij in de kranten lezen, op TV zien en via het internet volgen. Hoe het er in het verleden aan toe ging, daarover publiceert Said Bouddouft een serie artikelen. Dit is deel 5 en gaat over de machtsstrijd in Marokko. Om dit artikel in het juiste kader te plaatsen is het lezen van het eerste deel aanbevolen (zie link onderaan artikel).

Op 20 februari 2011 zijn in verschillende Marokkaanse steden demonstraties gehouden voor waardigheid en tegen corruptie. Het zijn vooral jongeren die tot demonstraties hebben opgeroepen. De Marokkaanse politieke partijen schitterden door de afwezigheid. In de week voorafgaand aan de demonstratie gingen alle politieke partijen in conclaaf met de minister-president en minister van binnenlandse zaken. Wat er in het onderonsje tussen de ministers en politieke partijen is besproken blijft natuurlijk het geheim van Rabat. Maar een ding staat vast. In het overleg gaat het niet om steun te geven aan de demonstranten. Gezien de officiële verklaringen na het overleg, kan gerust de conclusie worden getrokken dat  tijdens het overleg gesproken is over het dwarsbomen van de demonstratie. De politieke partijen bevestigen nogmaals het feit dat zij hun bestaansrecht ontlenen aan de machthebbers en niet aan de kiezers. Dit is niet de eerste keer. Het lijkt er op dat politieke partijen het geheugen ontberen om te leren van de politieke geschiedenis van Marokko. Dit ondanks de hoge leeftijd van de heren politici.

Marokko is een van de weinige landen in de Arabische wereld die een meerpartijenstelsel kent. Alleen is het politieke landschap zeer versnipperd en totaal verloederd. De decennia lange onderdrukking, manipulaties en willekeur bij het toekennen en afnemen van voorrechten door de koning laten hun sporen na. Het regime gebruikt vanaf de onafhankelijkheid in 1956 de politieke partijen als speelbal. Het aantal Kamerzetels krijgt een partij niet op basis van de uitgebrachte stemmen, maar op basis van het door het ministerie van Binnenlandse Zaken vastgestelde marges. Een plaats aan de regeringstafel krijgt een partij niet op basis van het aantal Kamerzetels, maar is een voorrecht die door koning wordt vergund of afgenomen. De politieke elite laat zich maar al te graag gebruiken in de overtuiging dat zij hiermee beter haar materiële belangen kan dienen. Want veel politieke macht levert deze onderdanigheid t.o.v. het regime niet. 

De eerste krachtmeting

In tegenstelling tot Irak, Jordanië en Libië is het Koningrijk Marokko niet door een buitenlandse mogendheid gecreëerd. Sterker nog, de buitenlandse mogendheid, in dit geval Frankrijk, trachtte een eind te maken aan de huidige Alawitische Dynastie. In de hoop het Marokkaanse verzet de kop in te drukken, verbant Frankrijk de Marokkaanse Sultan Mohamed V in 1953 naar Madagasaqar. Mohamed V wordt vervangen door een op sterven na dood mannetje. Het verzet tegen het Franse protectoraat, wat Marokko al sinds 1912 is, wordt heftiger en gaat over op guerrilla-acties. Franse militaire posten in het noorden en zuiden van Marokko worden door het bevrijdingsleger aangevallen. In steden worden aanslagen gepleegd op de politieposten en andere Franse machtsymbolen. De fransen, soms goed in rekenen, tellen hun knopen na en beginnen de onderhandeling met de Sultan en de leiding van het verzet. Een oorlog op drie fronten in Noord-Afrika, Marokko, Algerije en Tunesië, is moeilijk te winnen. In 1955 komt de Sultan terug en in 1956 is Marokko `onafhankelijk’.

Na het formele vertrek van Frankrijk kent Marokko drie machtsblokken, die een zekere onderlinge concurrentie kennen om de absolute macht. paleis, Hizb Al Istiqlalpartij (onafhankelijkheidspartij) en het bevrijdingsleger. In november 1956, direct na de onafhankelijkheid belooft de Sultan Mohamed V een grondwetgevende vergadering in te stellen. In zijn krachtige jaren verzuimt de Istiqlal de instelling van een dergelijke vergadering te eisen. Istiqlal leeft in de veronderstelling het land te regeren zonder andere politieke partijen en het paleis naar de marge van de politieke macht te manoeuvreren. Een vergissing die duur betaald zal worden. 

De Al Istiqlal is als partij sterk uit de onafhankelijkheidstrijd gekomen. De partij is halverwege jaren 50 een geduchte politieke macht, zeker voor het paleis. Om deze macht toe te eigenen, moet het paleis de Istiqlalpartij een kopje kleiner maken en zorgt daarom voor de broodnodige concurrentie. Al Mahjoub Ahardan, veteraan van het Frans leger, en Al khatieb, een van de leiders van het bevrijdingsleger, laten zich maar al te graag spannen voor het karretje van het paleis en richten Al haraka Ashaäbya (Volksbeweging) op. De volksbeweging wordt voorgesteld als partij voor berbers en gaat zich als zodanig in de berbergebieden profileren ten koste van Istiqlal. De beweging doet haar naam eer aan door de plattelandsbevolking te mobiliseren tegen de regering die grotendeels door Istiqlal wordt gevormd. Demonstraties tegen de regering worden al snel demonstraties tegen de Istiqlal. Deze demonstraties gaan gepaard met vernielingen van kantoren van de partij en overheidsgebouwen. Dit is de  aanleiding voor het paleis om in te grijpen. Militairen worden op de ongewapende burgers afgestuurd. Het voorbeeld van hoe het er aan toe gaat, hebben de burgers van Al Hociema ervaren. Het is dan 1959. Het bevrijdingsleger, die in de verzetsperiode sterk gelieerd was aan de Istiqlalpartij, is grotendeels ingelijfd bij de Koninklijke Strijdkrachten, die in 1956 onder de leiding van de Kroonprins Moulye Hassan  zijn gevormd. Een klein deel is van mening dat de westelijke Sahara en Mauritanië Marokkaanse grondgebied is en moet worden bevrijd. Zij beginnen guerrilla-acties tegen de Spaanse garnizoenen in de Westelijke Sahara. Op dit soort acties zit niemand op te wachten. De Koninklijke Strijdkrachten worden er op afgestuurd. De laatste resten van het bevrijdingleger worden in de pan gehakt. Hierbij worden de Koninklijke Strijdkrachten goed geholpen door het Spaanse en Franse leger. 

Uiteindelijk treedt er een scheuring op binnen de Istiqlal. De scheuring is niet het werk van het paleis, maar komt doordat de partij als voormalige verzetsbeweging uiteenlopende politieke ideeën verenigt. Met het verkrijgen van de onafhankelijkheid is het gemeenschappelijke doel verdwenen. Behalve de Marokkaanse nationaliteit kan niets het religieuze conservatisme van Allal Al Fasi verbinden met het socialisme van Mehdi Ben Barka.

In september 1959 sticht Mehdi Ben Barka de Union Nationale des Forces Populaires (UNFP). Het socialistische georiënteerde partijkader volgt hem. Zelfs de regeringsleider Abdelallah Ibrahim stapt over naar de UNFP. Ibrahim mag natuurlijk doorregeren. De partij namens wie hij de regering leidt is een bijzaak. De hoofdzaak is dat het paleis de regering constant opzadelt met problemen, zoals de aanval op burgers in Al Hociema.

De oprichting van UNFP veroorzaakt een leegloop van Al Istiqlal en daarmee verandert de partij van een sterk politiek blok in een zwak partijtje. Een partijtje die beheerst wordt door een religieuze stedelijke elite. Want de leegloop was niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief. Het partijkader die Mehdi Ben Barka naar UNFP volgt is hoogopgeleid, heeft strategische relaties opgebouwd in de Arabische wereld, Frankrijk en de voormalige socialistische landen en is politieke zeer actief. De enige Marokkaanse vakbond de UMT en de studentenvereniging UNEM zijn sterk gelieerd aan deze nieuwe partij.

Het paleis is deze politieke verandering niet ontgaan. De UNFP vormt ineens een politieke bedreiging en niet de Istiqlal. De onderdrukkingspijlen van het paleis zullen in het vervolg op de UNFP worden gericht. De aanval op de UNFP is direct na de oprichting gestart. Eind 1959 wordt de leiding van partijkrant `Al Moharir’ gearresteerd en in gevangenis gezet. De twee slachtoffers zijn directeur Fqih Al Basri, lid van het voormalige verzet en de hoofdredacteur Abderrahman El Youssoufi, later premier van Marokko. De reden van de arrestatie: in de krant wordt gewezen op de verantwoordelijkheid van de regering t.o.v. de bevolking. Dit is een belediging voor de koning. De regering is uitsluitend hem verantwoording schuldig. De koning is niet van plan deze taak te delen met de bevolking en dat moet duidelijk worden gemaakt. 

In februari 1960 wordt een complot tegen de Kroonprins Moulye Hassan ontdekt. Het brein achter het complot is niemand minder dan de voormalige wiskundeleraar van de Kroonprins en de oprichter van UNFP, Mehdi ben Barka. De operationele leider van de samenzwering is Fqih Al Basri. Het brein achter het complot bevindt zich in buitenland en de operationele leider is in de gevangenis. Hiermee is alles gezegd over deze samenzwering. De eerste, maar niet de laatste in zijn soort. De beschuldiging van samenzwering is in het leven geroepen om het UNFP kader en activisten te intimideren. Uiteindelijk krijgen alle verdachten gratie. Maar de UNFP is gewaarschuwd en de grenzen van de politieke marges zijn vastgesteld.

In 1961 komt Mohamed V te overlijden. Kroonprins Moulye Hassan neemt zijn plaats in. Hassan II beheerst het Marokkaanse politieke leven volledig vanaf het moment van de Troonbestijging tot aan zijn dood in 1999. Zijn regeringsstijl wordt al snel Hassanisme genoemd. Hassanisme betekent de oppositie onderdrukken met alle middelen die hem ter beschikking staan. Hij heeft het zelf zo uitgedrukt: `ik heb geen probleem als Marokko 15 miljoen opposanten zou tellen, als er maar geen oppositie is’.

In de jaren 60 zijn het de Marokkaanse burgers en niet de militairen die in opstand komen tegen de macht van het paleis. Vooral de stedelijke bevolking. Er zijn verschillende demonstraties en stakingen georganiseerd. Maar het regime is niet onder de indruk. Tot maart 1965. Dan komen de burgers van Casa massaal in opstand. De opstand is begonnen door de scholieren tegen de beperking van toegang tot middelbare onderwijs. De bewoners van de sloppenwijken sluiten zich aan. General Oufkir gaat persoonlijk aan de slag om de opstand neer te slaan. Generaal Oufkir geniet van het zaaien van dood en verderf. Niet alleen onder de Marokkaanse bevolking, maar ook in Europa en Indo-China, waar hij voor het Franse leger actief was. Het centrum van Casa is in drie dagen tijd zo goed als vernield en er zijn heel wat massagraven aangelegd. In 1965 wordt ook de oppositieleider Mehdi Ben Barka vermoord. Ben Barka bezorgt het regime veel nachtmerries. Hij is bij verstek veroordeeld, ontsnapt aan een moordaanslag en vlucht naar het buitenland. In 1965 is Ben Barka de wereld aan het doorkruisen om op te komen voor de belangen van de derde wereldbevolking. De ene keer is hij in Cairo, dan weer in Moskou, of in Havana. In mei is hij in Parijs waar  hij een afspraak heeft met de Gaulle. De dag vóór de afspraak wordt hij op klaarlichte dag ontvoerd en vermoord.

De komende drie decennia zal de Marokkaanse politiek worden gekenmerkt door ontvoering, marteling, politieke processen en de productie van complotten. Vooral de activisten van UNFP (later USFP) en de studentenvereniging UNEM zullen het ontgelden.

AL baraka van de koning is oneindig

Tot 1971 kent Marokko geen staatsgrepen en samenzweringen tegen het paleis. Deze worden door het paleis zelf verzonnen. In de loop van de jaren 60 zijn heel wat activisten wegens samenzwering veroordeeld. De bewijzen? Lege dossiermappen en af en toe een ondeugdelijk geweer, waarmee je niet eens konijn kan doodschieten.

De Marokkaanse strijdkrachten zijn één van de beste van de Arabische wereld, zo niet de beste, volgens Spaanse en Franse generaals die het bevel voerden over Marokkaanse soldaten. In de Arabische wereld, schieten in navolging van het Egyptische voorbeeld, de bewegingen van Vrije Officiëren als paddestoelen uit de grond. Hun Marokkaanse collega’s kennen hun plaats goed en blijven in de kazernes. Maar niet voor lang. Een aantal kunnen de corruptie van het paleis en de kliek van ministers en adviseurs rond het paleis niet langer aanzien. De zeer integere Generaal Madbouh koestert een zekere sympathie voor de UNFP en hij is de baas van al het Marokkaanse militaire personeel. Hij is bij wijze van spreken in staat het hele militaire apparaat te mobiliseren zonder dat er een haan naar kraait. Voor het plegen van de staatgreep, zoekt hij de samenwerking met Kolonel Mhamed Äbabou. Äbabou is de slimme en perfectionistische commandant van de Militaire academie met 1.400 toekomstige officieren onder zijn hoede. Generaal Madbouh en Kolonel Äbabou komen uit dezelfde streek uit het Rifgebied en moeten elkaar goed kennen. Ook Veldmaarschalk Mezziane komt uit het rif en is de schoonvader van generaal Madbouh. Omdat hij zijn schoonzoon niet teleur kan stellen, is hij ook van de partij. Mezziane heeft niet alleen de hoogste rang binnen de Koninklijke Strijdkrachten, maar heeft ook de hoogste rang in de Spaanse militairhiërarchie voor bewezen diensten in de Spaanse burgeroorlog. Generaal Hammou doet ook mee. Hij is de zwager van de koning en de uitdrukking `het geheim van het paleis’ is hem vreemd. Ook bevriende commandanten van verschillende legerdistricten doen mee.

De staatgreep zou geschieden op een Koninklijke verjaardagfeest op 10 juli 1971 op het koninklijk domein van Skhirat. Een kleine stad aan de westkust tussen Rabat en Casa. Voor een dergelijke gelegenheid moet je in Skhirat zijn. Het klimaat is er aangenaam en het koninklijk domein grenst aan zee. Alle leden van het koningshuis zijn er en iedereen die er in Marokko toe doet is er: ministers, stafchefs, bevelhebbers van alle legeronderdelen en andere veiligheidstroepen. Daarnaast is het buitenland ruim vertegenwoordigd: ambassadeurs, ministers en adviseurs in alle soorten en maten. Je kan bij wijze van spreken de macht toe-eigenen en de buitenlandse erkenning regelen in de rij voor het ruim voorziene buffet. Kort om: de beste actoren doen mee en de omstandigheden zijn ideaal. En toch gaat het totaal mis.

Cadetten Ahermoummou komen het koninklijk domein van Skhirat via de noordelijke en zuidelijk poorten binnen. Zij beginnen op iedereen te schieten. Er doen allerlei verhalen de ronde over het waarom. Ook over wat er precies mis gaat. Er wordt gezegd dat generaal Madbouh in Skhirat dood wordt geschoten door luitenant Äakka, adjudant van Äbabou. Adjudant Äakka schiet later ook Äbabou dood, maar dan in Rabat. Äbabou denkt dat de zaak onder controle is en vertrekt naar Rabat om via de radio het eind van de monarchie aan te kondigen. Als hij door heeft dat de staatgreep mislukt is, beveelt hij zijn adjudant hem dood te schieten. Arme Äakka! Hij komt in de vroege ochtend van 10 juli naar Skhirat om een staatgreep te plegen, moet hij in de middag haar leiders doden. En dat op bevel van zijn baas. Een bevel dat hij niet kan weigeren.

Hassan II is levend en in goede gezondheid uit Skhirt gekomen. Tijdens het 3 uur durende schietpartij zit hij opgesloten in een WC, een Koninklijke WC wel te verstaan. Hij is daar opgesloten samen met o.a. de minister van Binnenlandse Zaken generaal Oufkir. Een van de aanwezige ministers heeft last van diarree en moet vaak de WC gebruiken. Iedereen  roept dat hij niet mag doortrekken. Lawaai van een doorgetrokken toilet kan zeer verraderlijk zijn. Zelfs in zo’n situatie is de koning helder van geest. Bij het horen van het ontploffen van granaten, roept hij dat hij niet verzekerd is tegen oorlogsschade. In eens wordt de deur van het WC-gebouw geopend en de cadetten die het gebouw bewaken zijn totaal verloren bij het zien van hun koning. Zij kussen zijn hand en geven zich over. De Koning neemt de wapens van de cadetten af en geeft die aan generaal Oufkir. Oufkir krijgt niet alleen een mitrailleur in hand gedrukt, maar ook de hele Koninklijke civiele en militaire macht. Hij rekent af met de  samenzweerders. In het boek Een bevriend staatshoofd schrijft Perrault dat generaal Bourgine, net voordat hij geëxecuteerd wordt, naar zijn collega en beste vriend Oufkir heeft geroepen: ‘kijk jij maar uit, Oufkir! De volgende keer ben jij aan de beurt’. Hij was kennelijk  helderziend. Een jaar later richt generaal Oufkir zijn dodelijke wapens op de koning zelf. Dit keer geen mitrailleur, maar F-5 straaljagers. De koning komt op 16 augustus 1972 terug van vakantie uit Frankrijk. Als zijn vliegtuig het Marokkaanse luchtruim invliegt wordt het onder schot genomen door 6 F-5 straaljagers van de luchtmacht. Het Koninklijke vliegtuig wordt geraakt en verliest 2 van de 3 motoren. In het vliegtuig wordt een passagier dodelijk getroffen en er vallen ook gewonden. Toch lukt het de  piloot, om een noodlanding te maken op het vliegveld van Rabat. In de cockpit ontspon zich de volgende dialoog, zo schrijf Perrault: de piloot zegt tegen de boordwerktuigkundige ‘wij gaan ze overbluffen. Zeg dat ik dood ben, dat de tweede piloot gedood is, dat de koning dood is’ …. ‘Ernstig gewond’, verbetert Hassan hem onmiddellijk. De man doet wat hem gezegd wordt en zegt er direct achteraan: ‘ik probeer het vliegtuig in de lucht te houden, denk aan mijn vrouw en kinderen’. Een dode koning betekent een machtsvacuüm. Een gewonde koning is nog altijd een koning. … De F-5’s vliegen weg.

 Al snel blijkt dat generaal Oufkir achter de aanslag zit. In de ochtend van 17 augustus wordt officieel bekend gemaakt dat Oufkir zelfmoord heeft gepleegd. Deze lezing wordt betwist. De man  is gedood met een nekschot en de kogel komt uit het oog en verbrijzeld zijn bril. Je mag er vanuit gaan dat Oufkir eenvoudiger manieren kent om een kogel door zijn hoofd te jagen.

De hoge officieren die leiding geven aan een van beide complotten worden direct gedood. Lagere officieren en soldaten waarvan vermoed wordt dat zij mee deden, zijn gestraft met uiteenlopende straffen en opgesloten in gevangenis van Kenitra. Maar in augustus 1973 verdwijnen zij. Later zou blijken dat zij zich in Tazmamart te bevinden. De gevangenen zijn ontvoerd en opgeborgen in de Atlasgebergte, zonder dat iemand het weet. De omstandigheden in Tazmamart gaan de menselijk voorstellingsvermogen te boven. Een brief van juli 1980 van een van de slachtoffers spreekt voor zich: ‘..Ik weet niet of je mijn brieven gelezen hebt over “de beestmensen” .. Ze hebben meer weg van ratten .. dan van mensen .. en ze vegeteren in Tazmamart, concentratiekamp van de vernedering. Ik geloof dat er sinds Ramses II geen enkele gevangene de mishandelingen, de pijnen, de kwellingen heeft moeten verdragen die wij nu ondergaan’ (Dossier over politieke verdwijningen in Marokko, AMMU 1982). Later zal ook het gezin Oufkir van de aardbodem verdwijnen. Zij komen pas in april 1987 bovengronds.

De bevolking van Marokko reageert paradoxaal op de  mislukte staatgrepen. Voor de kleine hoog opgeleide elite is de koning niet meer de charismatische man die met een zeker heiligheid is omgeven. Zij beginnen zelfs banale grappen over hem te maken. Zo zou een man zich bij de poort van het paleis melden en tegen de bewaker zeggen: ik kom de koning doodschieten. Waarop deze heel verveeld zegt: daar is de rij wachtenden. Sluit u maar aan!

De overgrote meerderheid van de bevolking gaat echter meer geloof hechten aan de Koninklijke Al baraka, goddelijke zegening. De mythe van de koning die over al baraka beschikt, heerste al. De mislukte aanslagen vormen een bevestiging voor het feit  dat de koning heel bijzonder is. De mythe wordt zo vakkundig in stand gehouden. Omdat de bevolking nauwelijks een opleiding heeft genoten, is dit een eenvoudige taak.

Meesterlijke tactische zet 1

Begin jaren 70 bevindt het paleis zich in een isolement, zowel in het binnenland als in het buitenland. De onafhankelijke politieke partijen keren de koning de rug toe. De door het paleis opgezette partijen genieten nauwelijks vertrouwen van de bevolking en de militairen hebben laten zien hoe zij over hun bevelhebber denken.

In het buitenland verliest de koning ook zijn elan. In Frankrijk is men de ontvoering en de moord op Ben Barka nog niet  vergeten en zeker niet vergeven. Amerikanen lijken niet meer te geloven in het behoud van de Alawitische dynastie en hun rol tijdens de staatsgreep van 1972 is niet helder. De F-5’s zijn opgestegen onder toeziend oog van de Amerikaanse militaire basis in Kenitra. Begin jaren 70 is komen vast te staan dat Amerikanen Kaddafi hebben geholpen bij zijn staatsgreep. Dit geeft te denken. In de Arabische wereld vind je vrienden, maar ook je ergste vijanden. Radio Tripoli neemt de rol van Radio Cairo over na het overlijden van Nasser. Radio Tripoli levert kritiek op de Arabische leiders die Libië als conservatief beschouwd. De koning van Marokko is één van hen die extra pittig wordt bekritiseerd door middel van scheldkanonnades. Om de toekomst van de Alawitische dynastie te garanderen moet er iets gebeuren. Plots is de koning is nu wel te vinden voor `de terugkeer’ van de verloren westelijke Sahara. Met het aanroeren van de Saharakwestie zijn in eens de binnenlandse tegenstellingen verdwenen. Er ontstaat zelfs een nationalistische euforie. De troon en het volk zijn verenigd in één front ter bevrijding van Marokkaanse Sahara. Alles wat in Marokko op een organisatie lijkt spreekt haar steun uit voor het idee.  Een uitzondering hierop  zijn de activisten van beweging Voorwaarts. Een van de leiders van de beweging is Brahim Serfaty. De beweging spreekt over ‘de wil van de bevolking’ in het gebied om zelf eigen keuze te maken. De leden van de beweging zullen hiervoor een hoge prijs betalen. Serfaty zelf verdwijnt voor 16 jaar in de gevangenis.

Halverwege 1974 start de koning een campagne om de internationale erkenning van Marokkaniteit van de westelijke Sahara. Het lobbywerk wordt niet verricht door officiële  vertegenwoordigers van de regering. De reputatie en geloofwaardigheid van de Marokkaanse regering heeft immers te veel deukjes opgelopen. Nee het werk wordt gedaan door de tot dan toe onderdrukte oppositie. Zeer passend wordt de leider van de Istiqlal gestuurd naar de Arabische landen en leider van de communistische partij naar het Oostblok. De communistische partij is trouwens verboden en, behoort eigenlijk niet tot de democratische etalage van het koningrijk. Om het volk niet uit te sluiten van de deelname aan de bevrijding van de Sahara, kondigt de koning de Groene Mars aan. In het land worden bureaus geopend voor het registreren van de vrijwilligers. Voor deze bureaus staan enorme rijen. Het lijkt er op dat iedereen naar de Sahara wil. Als tienjarige scholier beleef ik de leukste dagen van het schooljaar 1975/1976. Dagen achter elkaar, lijkt het, mogen wij langs de weg staan om vrachtwagens en bussen vol Saharagangers uit te zwaaien. Geen huiswerkopdrachten, geen stokslagen van meesters en geen gevraag over te laat komen!

Op 6 november 1975 steken de saharagangers de grens over met in een hand de Koran en in de andere de foto van de koning. Intussen ziet de koning een kans om de geplande parlementsverkiezing voor de zoveelste keer uit te stellen. Geen haan die er naar kraait. Binnenlands is de troon voorlopig uit zijn isolement gekomen en de politieke partijen zijn vooral bezig met het terugbrengen van de zuidelijke provincies in de vaderlandse schoot. Direct na de Groene Mars beginnen de onderhandelingen met Spanje, die leiden tot het  vertrek van de Spanjaarden uit de westelijke Sahara.

In 1975 treedt er ook scheuring op binnen de UNFP. Begin jaren 70 zijn de activisten van de partij onderworpen aan allerlei politieke processen en arrestaties, terwijl de leiding tegen het  paleis aanschurkt. Dit leidt tot twee UNFP’s: UNFP Casa Blanca en de activistische UNFP Rabat, die in 1975 tot Socialistische Unie van Popular Forces (USFP) is verworden.

Troon terug in isolement

Het duurt even voordat de nationalistische euforie wegebt. Want in de Sahara zaten niet alleen de Spanjaarden, maar ook de Saharawis zelf. Deze hebben een eigen bevrijdingsbeweging opgericht, Polisario genoemd. Zij waren al verwikkeld in een strijd met de Spanjaarden en zijn niet blij met de overheersing door een nieuwe ‘buitenlandse’ macht. De Polisario blijkt zeer behendig te kunnen opereren in de woestijn. Beter dan de Koninklijke strijdkrachten die het stokje overnemen van de vrijwilligers van de Groene Mars. Kaddafi ziet zijn kans schoon om een Arabische monarchie het leven zuur te maken en begint Polisario te ondersteunen. De Polisario krijgt ook steun van het buurland Algerije. Algerije wil graag westelijk toegang tot de Atlantische oceaan hebben. De Marokkaanse claim op de westelijke Sahara dwarsboomt deze ambitie. Hierdoor raakt Marokko verwikkeld in een oorlog die veel geld kost. Geld dat Marokko niet heeft en sluit daarom leningen af bij het IMF. Begin jaren 80 moet de koning dan ook grootschalige bezuinigingen doorvoeren om de lening van het IMF te krijgen. De bezuinigingen treffen vooral middenklasse en de armen van het land. Zelfs de allerarmsten worden niet gespaard. De bevolking komt in opstand, eerst in 1981 en later in 1984. Opstanden die met grote militaire macht neer worden geslagen. Het is nu niet  generaal Oufkir die de opstandelingen te lijf gaat, maar de almachtige Driss El Basri, minister van Binnenlandse Zaken. 

Door het neerslaan van de opstanden, zijn de economische problemen van het land allerminst opgelost. Sterker nog, de problemen nemen alleen maar toe. De plundering van staatskas gaat gewoon door. In de jaren 80 heeft Marokko enorme last van de droogte: een doodsteek voor de landbouw, de belangrijkste economische sector van het land. Op ‘het advies’ van het IMF richt Marokko zich op de export van grondstoffen en landbouwproducten. Marokko is niet  het enige land die dit advies krijgt. Het IMF geeft de hele derde wereld exportadviezen. De pech van de derde wereldlanden is wel zij alleen onbewerkte grondstoffen kunnen exporteren. Grondstoffen waar steeds minder vraag naar is door de milieudiscussie bij de importerende landen en de internationale economische malaise. En je hoeft geen Einstein te zijn om te weten dat een toenemend aanbod in combinatie met een afnemende vraag tot instorting van de prijs leidt. De export van Marokko wordt extra getroffen doordat de belangrijkste handelspartner de EEG, het land een exportbeperking oplegt om de landbouwproducten van de nieuwe lidstaten, Spanje, Portugal en Griekenland te beschermen. Het land wordt verder getroffen doordat er minder geld overgemaakt wordt door migranten uit Europa. Zij hebben zelf te lijden onder de hoge werkloosheid. Eind jaren 80 glijdt het land met grote snelheid de economische afgrond in. In Marokko spreekt men al snel van een economische hartaanval. Door het hele land is de economische crisis voelbaar. Het cynische bestuur belast de allerzwakste schouders het zwaarst door bezuinigingen op voorzieningen als zorg en onderwijs en op voedselsubsidies.

Ook nu komt de bevolking in opstand. In 1990 organiseren de vakbonden algemene stakingen en demonstraties, studenten gaan de straat op en de oppositiepartijen spreken hun steun uit. Vier belangrijke politieke partijen zetten samen het zogenaamde ‘Democratische blok’ op. Het blok eist scheiding der machten: een symboolfunctie voor de koning zonder wetgevende en of uitvoerende macht en economische hervormingen. Ook uit het buitenland komt veel kritiek. Amnesty Intenational heeft inmiddels rapporten vol geschreven over de schendingen van mensenrechten. Migrantengroepen brengen ook veel nieuws over de politieke situatie in het land en Tazamamart is internationaal bekend. In 1990 publiceert Perrault zijn boek ‘Een bevriend staatshoofd’. Het boek geeft een goed overzicht van de politieke misdaden van de koning. Het boek spreekt niet over ‘makhzan’, geheime partij, de staat. Algemene nietszeggende termen die men al jaren gebruikt om de macht van de koning te duiden. Perrault spreekt over de koning en Hassan II. Het boek veroorzaakt een grote diplomatieke rel tussen Frankrijk en Marokko. Ontkennen dat mensenrechten op grote schaal worden geschonden kan niet meer. De leiders van bevriende westerse landen kunnen hun ogen niet langer sluiten voor wat in Marokko al decennialang aan de gang is. De kritiek op het regime komt nu ook van deze leiders. In januari 1992 blokkeert het Europese Parlement $ 600 miljoen ontwikkelingshulp aan Marokko. President Bush weigert zelfs de Marokkaanse koning in Washington te ontvangen als er geen verbetering is op het gebied van mensenrechten. Kortom: de troon is terug in een nationaal en internationaal isolement.

Meesterlijk tactische zet 2

De koning begint dan ook met politieke hervormingen. Politieke gevangenen worden vrijgelaten, zelfs het beruchte Tazmamart wordt ontruimd, ballingen krijgen te horen dat het vaderland hun zonden heeft vergeven en dus terug mogen keren. De Grondwet wordt gewijzigd en in juni 1993 worden er parlementsverkiezingen gehouden die door de oppositie worden gewonnen. Het land krijgt zelfs een minister en een ´hoge´ raad voor de mensenrechten. Allemaal benoemd door de koning zelf. In eens is het koninkrijk Marokko een voorbeeld voor de Arabische landen geworden.

Als moslim weet de koning heel goed dat ‘hiernumaals’, niet eeuwig kan duren. De Troonopvolger Kroonprins Mohamed VI is nauwelijks bekend en leeft in schaduw van zijn vader. Kennelijk is Hassan II niet zeker dat na zijn dood de overgang naar zijn zoon probleemloos zal verlopen. Iemand moet die overgang in goede banen leiden. Abderrahmane El Youssoufi voormalig politiek gevangene kun je die taak wel toe vertrouwen. De man staat al heel lang aan de zijlijn en wil desnoods een pact met zijn oude vijand sluiten om eindelijk aan de slag te gaan als regeringsleider. In 1996 wordt voor de zoveelste keer de grondwet gewijzigd. In november 1997 worden parlementsverkiezingen gehouden. Deze worden gewonnen door USFP, de partij van El Youssoufi en hij wordt als premier benoemd. De moeder aller departementen, het ministerie van Binnenlandse Zaken, blijft in handen van Driss Al Basri. Het ministerie is de baas van zo’n beetje iedereen in Marokko: politie, geheime politie, staatsmedia, economie, gemeenten, provincies enz.

Om de overgang van de macht naar zijn zoon te vergemakkelijken, zorgt Hassan er voor dat in de top van het leger verschuivingen plaats vinden. De ene generaal wordt met pensioen  gestuurd, de ander bevorderd en de bevoegdheden van de derde versterkt. Door zijn dienst bij de generale staf van de Koninklijke strijdkrachten, kent de kroonprins het militaire apparaat goed. Hij heeft daar ongetwijfeld goede relaties kunnen opbouwen. Kan het zijn dat de verschuivingen in de top van het leger te maken hebben met de relaties van de kroonprins?

Nieuwe koning, nieuwe kansen

Op 24 juli 1999 komt Hassan II te overlijden. Hij wordt opgevolgd door Mohamed VI. De jonge koning lijkt het anders te willen aanpakken dan zijn vader. Hij gooit een aantal tradities overboord. De koning baart opzien door kennismaking met zijn onderdanen in de noordelijke provincies te beginnen. Hij bezoekt o.a. de provincie Al Hociema. Iets wat zijn vader één keer heeft gedaan, als kroonprins, alleen om de beschieting van deze onderdanen van dichtbij te bekijken. De nieuwe koning wil niet alleen de door zijn vader gestarte hervorming voortzetten. Het lijkt er op dat hij die zelfs wil versnellen. Op gepaste tijden geeft hij aandacht aan de armen. Al snel wordt hij omgedoopt tot de koning van de armen. Brahim Serfaty, die door zijn vader in 1991 wordt vrijgelaten en uit Marokko verbant, de Koning ontdekt in eens dat Serfaty geen Marokkaan is!!, mag terugkomen naar het vaderland. De politiebaas, Driss Al Basri wordt de laan uitgestuurd. Het gejuich in binnen- en buitenland is groot. Al Basri zag het kennelijk aankomen. Want voor zijn vertrek, ontstaat er een grote brand in de archieven van de binnenlandse veiligheidsdienst. Toeval?

De koning benoemt een commissie die de politieke misdaden uit zijn vadersperiode onderzoekt. Het enthousiasme onder de bevolking is enorm en groeit elke dag. Dit enthousiasme neemt nog meer toe ,als er begin 2001 olie wordt ontdekt in Marokko. Marokko lijkt met de snelheid van een GTV richting Zwitserleven te denderen en niemand kan die nog stoppen. Het perspectief van de bevolking is dan ook radicaal veranderd. Tot dan toe streeft het grootste deel van de Marokkaanse jongeren maar een ding na: middellandse zee oversteken. Begin 2000 ontstaat de hoop dat het ook in Marokko goed zal gaan. De migratiedroom begint te vervagen. Sterker nog. Er ontstaat een omgekeerde situatie: in europa opgegroeide migranten zien kans om te remigreren.

Tot op heden heeft Marokko trouwens geen vat olie geproduceerd. Kan het zijn dat de mythe  over de olie bewust de wereld in is geholpen?

Sprookje van de nieuwe koning

Dat de jonge generatie in het sprookje van de koning van de armen gaat geloven is begrijpelijk. Het is echter verbazingwekkend dat ook de oude generatie geen enkele twijfel koestert, ten minste niet publiekelijk. De oude politieke elite zou beter moeten weten. Het is traditie dat de nieuw aangetreden koning met goede daden begint, om de sympathie van het volk te krijgen. Een eeuwenoude traditie van het Sultanaat Marokko.

Het duurt ook niet lang voordat Marokko, ook onder de nieuwe koning de grenzen ervaart op het gebied van vrijheid van meningsuiting, politieke en economische bedrijvigheid. Als eersten werden een aantal beursjongens hiermee geconfronteerd en niet de linkse activisten.

 Ali Ammar, een bankier en Boubakr Al Jamaï, beurshandelaar besloten in 1997 onafhankelijke media op te zetten. Het aanbod aan dag en weekbladen in Marokko was heel groot, net zo groot als het gebrek aan pluriformiteit. Alle bladen zijn in handen van de staat of de politieke partijen. De heren Ammar en Al Jamaï zien kans om onafhankelijk bladen op de markt te brengen. Zij komen met  het Franstalige Le Journal en de Arabisch Assahifa (het blad). De bladen lopen goed. In 2000 worden 30.000 exemplaren van Le Journal en 45.000 van Assahifa verkocht. Voor Marokkaanse begrippen is dit veel. Le Journal komt op 14 april 2000 met een dossier over de Westelijke Sahara. Onmarokkaans is het dossier niet. Er worden geen pro Polisario standpunten verkondig. Er is wel kritiek op diplomatieke dienst van Marokko. In verhouding tot vertegenwoordigers van de Polisario, is het lobbywerk van de Marokkaanse diplomaten onbeduidend. Deze constatering wordt gedaan op basis van interviews met Amerikaanse politici en ambtenaren en VN-diplomaten. Kennelijk is dit het probleem voor de regering: zo maar wat vrije jongens die de monopolie op internationale relaties van Marokko doorbreekt. Het nummer van Le Journal wordt in beslag genomen. Op 2 december krijgen Le Journal en Assahifa een definitief verschijningsverbod. Ook Demain, een satirisch weekblad wordt  verboden. Ironisch genoeg worden de bladenverboden op basis van artikel 77 van de perswet. Het artikel wordt gebruikt als de staat in gevaar wordt gebracht. Premier Al Youssoufi noemde ooit het artikel ‘het artikel van de schande’. Al Youssoufi was toen directeur van de USFP-krant Al Ittihad al Ishtiraki. Demain wordt in 2003 definitief verboden en de eigenaar en eindredacteur, Ali Lmrabet krijgt 3 jaar gevangenis straf. Niet alleen de vrije pers krijgt te maken met de harde hand van de staat in het nieuwe tijdperk. Ook bedrijven en banken die concurrentie vormen voor ONA, het concern van de Koninklijke familie. Op economische gebied worden geen verschijningverboden of gevangenisstraffen opgelegd. De pesterijen zijn subtiel: president-directeuren die in eens de overstap maken ONA-bedrijven, indirecte intimidaties van eigenaren enz. De problemen voor het grootste deel van de bevolking blijft armoede, corruptie, willekeur en dagelijkse vernedering door de overheidsdienaren. Begin dit jaar zien Marokkaanse jongeren kans om zelf ook politieke en economische hervorming te eisen. In navolging van hun leeftijdsgenoten in andere Arabische landen organiseren zij op 20 februari een landelijk demonstratie. Hiermee is de 20-februari-beweging geboren. De beweging beslist om elke 20ste van de maand te demonstreren. De officiële reactie van de regering op de aangekondigde demonstratie is wat onverschillig: in Marokko mag je demonstreren. Maar als op 20 februari demonstraties plaats vinden in veel steden en het vervolg wordt aangekondigd, komt er een serieuze reactie.

Meesterlijk tactische zet 3

De koning kondigt op 9 maart hervormingen aan. Het middel: wijziging van de grondwet. De wijziging van de grondwet krijgt in Marokko de vorm van de Stok van Mozes: je zwaait ermee en de problemen lossen zich op en snel ook nog (voor een overzicht zie het kader). Op 17 juni wordt de nieuwe grondwet door de koning gepresenteerd en kondigt hij een referendum op 1 juli aan. Drie weken later bericht de NOS over het voornemen van de Nederlandse regering om het aantal leden van de Staten-Generaal te verminderen. Hiervoor is grondwetswijziging nodig. De nieuwspresentator eindigt dit bericht op de opmerking dat ‘voor het zo ver is, zijn wij twee verkiezingen verder’. Op dat moment begrijp je waarom wij  veel klagen over de traagheid van de Nederlandse bureaucratie. Twee verkiezingen verder betekent een periode van minimaal zeven jaar. In Marokko wordt de grondwetswijziging aangekondigd en ingevoerd in nog geen vier maanden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat de grondwet in klassieke Arabische en in het Frans is geschreven voor een bevolking dat deels analfabeet is. De bevolking wordt geacht in twee weken tijd 180 artikelen van de grondwet te begrijpen en met een simpel Ja of Nee haar voorkeur kenbaar te maken. Al dan niet betaalde Ja-stemmers spreken met groot enthousiasme over de eerste grondwet die door Marokkanen en voor Marokkanen is opgesteld. Pardon: vanaf 1955 heeft geen enkele buitenlander de Marokkanen wetten opgelegd. Het argument ‘door en voor Marokkanen’ is natuurlijk prima als er inhoudelijk niet veel valt te vertellen. Want inhoudelijk wordt met deze nieuwe grondwet een stap vooruit gedaan en twee achteruit. De koning is niet meer heilig, maar de bevolking dient hem te eerbiedigen en te aanbidden. De minister-president mag kandidaat ministers voordragen, die de koning benoemt en ontslaat. De minister-president kan het parlement ontbinden, maar dan met goedkeuring van de ministerraad die voorgezeten wordt door de koning. De koning blijft voorzitter van de Hoge Raad voor Justitie. En de koning kan altijd met Dahirs (Koninklijke decreten) komen. Een dahir staat nooit ter discussie. Er is bijvoorbeeld een dahir uit 2001 die tamazigt als officiële taal erkent. Ook op dat gebied heeft de nieuwe grondwet niets nieuws te melden.

De essentie van de nieuwe grondwet is het gras onder de voeten van 20-februari-beweging weg maaien. Dit is aardig gelukt. TV-beelden die een enthousiaste menigte laten zien, die de grondwet verwelkomt met ‘lang leve de koning’ maakt indruk. Het buitenland ziet dat in Marokko geen Libische of Syrische toestanden uitbreken en complimenteert daarom de koning om zijn wijsheid en daadkracht. Sarkozy, de eerste regeringsleider die de Libische Nationale Raad erkent, spreekt over een doorbraak in het geval van Marokko. Kortom: ook nu is de missie voltooid. De koning manifesteert zich als hervormingsgezind. Tegelijkertijd houdt hij de touwtjes stevig in  handen. Over de economische macht van de Koninklijke familie, daar heeft niemand het over. Ook in Marokko zijn de woorden van Bill Clinton heel toepasselijk: ‘Het gaat om de economie, sukkel!’.

Said Bouddouft publiceert de komende weken een serie artikelen op Republiek Allochtonië waarin hij recente veranderingen in de Arabische wereld vergelijkt met het verleden. Bouddouft is directeur van de Stichting Meander, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling in Zuid-Holland.

Eerder verschenen:

De geschiedenis van de Arabische wereld herhaalt zich (deel 1)

Hosni Mubarak vertrekt in goed overleg (deel 2)

Bachar en het draaiboek van zijn vader (deel 3)

Libië en zijn honden en ratten (deel 4)

 

Meer over Marokko in het dossier Marokko, mensenrechten en migratie en hier



Meer over 20feb, arabische lente, marokko, said bouddouft.

Delen: