Met de komst van vluchtelingen nam het antisemitisme niet toe

In opinie door Leo Lucassen en Annemarike Stremmelaar op 30-04-2018 | 10:37

Kinderen van arbeidsmigranten uit Noord-Afrika en Turkije hebben naar verhouding vaker antisemitische vooroordelen. Toch zijn voor het 'nieuwe antisemitisme' geen moslims nodig. Het lijkt nauw verbonden met het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Dat schrijven Leo Lucassen en Annemarike Stremmelaar.

In Amsterdam sloeg een man de ruiten in van een Joods restaurant, in Berlijn werd onlangs een man met een keppeltje in elkaar geslagen. Afgelopen weekend waarschuwden zo’n driehonderd bekende Fransen in een manifest tegen een nieuwe vorm van antisemitisme onder moslims, en met name het gevaar voor terroristische aanslagen op Joodse doelen in Frankrijk. Het profiel van de daders in Amsterdam en Berlijn lijkt inderdaad in de richting van moslims te wijzen. In Nederland betrof het een Syrisch-Palestijnse asielzoeker, terwijl het in Duitsland om moslimjongeren zou gaan, onder wie minstens één negentienjarige Syrische vluchteling. 

Nu wil het toeval dat afgelopen maandag in de parlementsgebouwen van Londen de resultaten van een Europese studie werden gepresenteerd naar het verband tussen immigratie uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika en antisemitisme in Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, België en Nederland. De aanleiding van deze door de Duitse Stiftung Erinnerung, Verantwortung, Zukunft (EVZ) gefinancierde studie was de grote toestroom van asielzoekers in 2015 en de angst bij veel Joodse en niet-Joodse Europeanen dat het antisemitisme hierdoor zou toenemen. 

De resultaten van het onderzoek Antisemitism and Immigration in Western Europe Today bevestigen en ontkrachten een aantal ideeën die je op grond van mediaberichtgeving in de afgelopen jaren zou kunnen koesteren.

Aan de ene kant blijken moslims inderdaad naar verhouding veel vaker antisemitische vooroordelen te hebben dan de rest van de samenleving, en zij blijken in de meeste landen ook sterk oververtegenwoordigd als het gaat om antisemitisch geweld. Aan de andere kant blijkt dit echter zelden om asielzoekers te gaan (wat dat betreft zijn de incidenten in Amsterdam en Berlijn uitzonderingen), maar om kinderen van arbeidsmigranten uit Noord-Afrika en Turkije. Hoewel een deel van de vluchtelingen is opgegroeid in landen met een dominant antisemitisch en anti-Israël-klimaat, zoals Syrië (dat formeel nog altijd in oorlog is met Israël), blijken ze die opvattingen nauwelijks in daden om te zetten. Gezien het feit dat ook hun voorgangers uit de jaren negentig – vluchtelingen uit landen als Irak, Iran, Somalië en Afghanistan – van wie velen zich definitief in West-Europa hebben gevestigd, zich verre houden van antisemitisch gedrag, maakt onwaarschijnlijk dat de huidige vluchtelingen op de langere termijn antisemitisch gedrag zullen ontwikkelen. 

Dat ligt echter anders voor de kinderen van voormalige gastarbeiders. De verklaring die in de Europese studie wordt gegeven (en dat geldt ook voor het Nederlandse deel van het onderzoek, waarvoor ondergetekenden verantwoordelijk zijn) is gelegen in de maatschappelijke marginalisatie van de tweede generatie. En die is weer het gevolg van de lage scholing van hun ouders gecombineerd met processen van discriminatie. Hun antisemitisme, dat zich onder meer uit door het lastigvallen van Joodse burgers op straat en in een aantal extreme gevallen (in Frankrijk en België) terroristische aanslagen, lijkt te passen binnen het ‘nieuwe antisemitisme’ waar het manifest van de honderden Franse prominenten op wijst, namelijk gedrag dat nauw verbonden is met het conflict tussen Israël en de Palestijnen. 

Met de laatsten identificeert een deel van de tweede generatie zich uit solidariteit (medemoslims) en frustratie over hun marginale plaats in West-Europese samenlevingen. Met kritiek op Israël als Joodse staat geven zij een antisemitische dimensie aan hun anti-zionistisch activisme. Overigens benadrukt de studie ook dat – al dan niet aan Israël gekoppeld – antisemitisme al teruggaat tot in de jaren tachtig en ook wijdverbreid is onder niet-moslims.

Deze specifieke rol van een deel van de kinderen van voormalige gastarbeiders, vooral uit Noord-Afrika, maar ook uit Turkije, verklaart ook waarom de pieken in antisemitische incidenten in West-Europa gerelateerd zijn aan de Tweede Intifada (2000-2005) en daaropvolgende militaire acties van Israël in de bezette gebieden in 2012 en 2014, en daarna juist is afgenomen, juist in de periode dat het aantal vluchtelingen sterk toenam. De angst dat door de komst van vluchtelingen het antisemitisme zal toenemen wordt vooralsnog in ieder geval niet bevestigd.

Er is wel een ander verband met de ‘vluchtelingencrisis’, namelijk de verharding en polarisatie van het maatschappelijke klimaat waardoor met name extreem-rechtse groeperingen (zoals in Nederland Erkenbrand) zich gelegitimeerd zien om hun pijlen op minderheden, waaronder ook Joden, te richten. Zo zijn zij in Duitsland verantwoordelijk voor de meerderheid van de antisemitische incidenten. Een andere vorm van antisemitisme dat zich in de radicaal-populistische politieke atmosfeer in Europa heeft ontwikkeld is die van de klassieke antisemitische samenzweringstheorie, met Joden die achter de schermen van de wereldpolitiek aan de touwtjes trekken. Een idee dat teruggaat op de eind negentiende-eeuwse Protocollen van de Wijzen van Zion, gefabriceerd door de Russische geheime dienst. Het duidelijkst zien we dit in de campagne van de Hongaarse premier Viktor Orbán, gretig overgenomen in sociale media elders in Europa, die de Joods-Hongaarse miljardair George Soros verantwoordelijk acht voor de immigratie van islamitische vluchtelingen, om zo de etnische samenstelling van Europese natiestaten te verzwakken door naïeve ‘gutmenschen’ voor zijn karretje te spannen.

Dat alles neemt niet weg dat antisemitisch gedrag onder een deel van in Europa geboren jongeren met een islamitische achtergrond verontrustend is en met kracht bestreden dient te worden, en dat zij als individu verantwoordelijk zijn voor hun daden. Dat zal niet van de ene op de andere dag veranderen en het bestrijden van achterstanden en discriminatie zal daar een belangrijk onderdeel van moeten vormen.

Dit artikel verscheen eerder in het NRC en is in overleg met de auteurs ook op Republiek Allochtonië geplaatst

 

Meer artikelen over antisemitisme

Waardeert u achtergrondartikelen als dit stuk? U kunt het laten blijken door Republiek Allochtonië te steunen en een klein (of groot) bedrag te doneren (nu ook via I-deal)

 


Meer over antisemitisme.

Delen: